Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Keuller, L. A. J.: Koorsluitingen, [1]
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Deensche wet op de bescherming van monumenten van 27 Februar 1918
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0252

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
vormige gewelven even als die van de overwelving van de absis. Doch terwijl die van
de absis, S, recht kegelvormig zijn; zijn die van de koortravee, R, scheef kegelvormig,
en de zonder overgang naast elkander plaatsing dier verschillende gewelven maakt ook
geen aangenamen indruk. Deze indruk wordt nog ongunstiger wanneer naast een
kontrast in vorm ook nog een kontrast in grootte komt, wat het geval is, wanneer de
koortravee eene aanmerkelijk grootere lengte heeft dan de zijde van den veelhoek.
Meest altijd is de zijde der koortravee kleiner dan die van de travee der beuk en
grooter dan de zijde van den veelhoek, zelfs bij de grootste domkerken. De middel-
eeuwsche bouwmeesters en de moderne eveneens hebben talrijke middelen aangewend
om alle moeilijkheden gezamenlijk tot eene bevredigende oplossing te brengen. Doch
iets hapert altijd, zie fig. 17.

»Bij de zeer verschillende koorramen is de overgang van het rechte tot het polygonale
deel storend. Reeds vroeger werd dit gebrek aan de Fransche kathedralen opgemerkt.”
Aldus Prof. Evers. De constructief noodige koortravee is en blijft aestetisch een vreemde
invoeging tusschen absis en beuk, zoowel inwendig als uitwendig. Er is dus hier een
onoplosbaar conflikt tusschen den constructieven eisch en den aestetischen. En daar de
constructieve niet kan, moet de aestetische toegeven. Er is slechts één geval, bij welke
eene in alle opzichten bevredigende oplossing mogelijk is doch dit komt slechts voor bij
kleinere kerken. Wij zullen er nog nader op wijzen.

Zijn de aangegeven moeilijkheden wellicht de oorzaak geweest dat vele moderne
bouwmeesters teruggegaan zijn tot een aangevoegd koor? Wij hebben toch een aantal
moderne kerken aangetroffen bij welke, öf wel de absis alleen, óf wel de absis en een
of twee travees, met lagere overwelving en lager dak, aangevoegd waren tegen eene beuk
met oostelijken gevelmuur. Uiterlijk mag zoodanige kerk een eenigzins rijkere geleding,
een mooier silhouette vertoonen ; inwendig is de eenheid verbroken en blijft het aangevoegd
zijn van het koor altijd min of meer stootend. Het toppunt van inconsequentie echter
vertoont eene mij bekende, overigens niet onverdienstelijke, moderne kerk. Uitwendig zijn
absis en hoofdbeuk onder één doorloopend dak, doch inwendig zijn de gewelven van
het koor hooger dan die van de middenbeuk. Dat is toch waarlijk eene te ver gedreven
en onoordeelkundige nabootsing van middeleeuwsche kerken, bij welke wij herhaaldelijk
vinden dat een herbouwd koor hooger is opgetrokken met het blijkbare doel om naderhand
de middenbeuk te laten volgen.

Maastricht, Nov. 1918. L. A. J. KEULLER.

DEENSCHE WET OP DE BESCHERMING VAN MONUMENTEN
VAN 27 FEBRUARI 1918.

Deze nieuwe wet, welke gelijk met de afkondiging in werking trad, bevat in het
kort de navolgende bepalingen.

De wet geldt voor alle niet-kerkelijke gebouwen en onderdeden, met inbegrip der
vestingen, onverschillig of deze aan den Staat toebehooren of aan particulieren. De minister

242
 
Annotationen