Dapper, Olfert: Beschryving Des Keizerryks Van Taising Of Sina: Vertoont in de Benaming, Grens-palen, Steden, Stroomen, Bergen ... Tale, Letteren, &c. ; Verciert met verscheide Koopere Plaeten (Amsterdam, 1670)

van Sina,
Door geheel Sina loopen luiden
om her, vaerdig op deze ssik-kunst,
die een zeer fijne dril, met een dia-
mant vooraen , gebruiken , tot het
doorboorendergaetjes.
ïapier. In Sina is velerlei papier en word op
verscheiderlei wijze gemaekt: te we-
ten, van (lammen en bladen van Bam-
boes-riet , van lompen van katoen,
zijdeen hennipekleden. Hetpapier
van katoen gemaekt, wijkt in witheid
voor het Fransch papier niet.
In de hndstzckeFuchansu desLand-
schaps van Huquang word zeer grote
overvloetvanpapier gemaekt uit het
riet en desselfs bladen , welk aldaer
groeit: zeer goet papier word ook ge-
maekt in de landstreke Lucheusu des
Landschaps van Kiangnan.
Het gebruik van papier (zoo Tri-
gaut getuigt) ftrekt by de Sinefen zich
wijder uit, dan by ionzen : gelijk het
ook op velerlei wijze gemaekt word;
maer geen palier, van wat foort het zy,
mag tegen ons Europijch op : want geen
Sineefch papier kan de druk-pers uit-
Jlaen, nochte aen beide zijde bejchreven

osTaising. zn
worden. Dies een blat Europisch papier
zoo veel doen kan, als twee bladen Si-
neefch: het Sineefch papier fcheurt ook
lichtelijk, en kan niet la»^ duur en.
Dan 'tgeenTrigaut hier zeit, dat
geen Sineesch Papier aen beide zijden
kan beschrevcn worden, is een mis-
slag : gemerkt verscheide Sineesche
papieren ook hier te lande gezien
worden, die zelfs by de Sinesen , en
ook by de onzen aen beide zijden be-
schreven zijn , schier zonder eenige
doorvloejing : wel heeft ditplaetsin
eenige dunne Sineesche papieren, om
haer doorvloejing.
Het Sineesch Papier is van onder-
scheidelijke groote, het een vel of
blad groot, en ander klein i daer is
van twee voet breed, en anderhalve
voet lang : ja,een eenigvel van zes
lang, en drie voet breedt, zoodanig
Sineesch papier men ook hier te lande
Ziet, uit Sina overgebragt.
Sina heeft ook aen verscheiden
oorden Zuiker , Manna , Honing;
en in de bergen overvloedelijk Sal-
peter.

Wetgn of (fejlalte, Aert, en Inborjl der Sinefen.


1 Ver het geheel lijf zijn de Si-
nesen schier wit van verruwe,
gelijk de volken van Euro-
pe : inzonderheid die van
de Noorder Landschappen : want die
van de Zuider, door de nabyheid aen
de linie , en hitte derzonne , vallen
bruinachtig van verruwe.
Het hair van de baerdtishenylen
kort : maerstijfofwreet, ongekrult,
en loopt ook zeer laet uit : want Si-
neesche Jongelingen van dertig jacr,
zien'er zoo jong uit, als uit Európi-
sche van twintig.
De kleur van de baert, als ook
van't hair des hoofts, is gewoonelijk
zwart : en't is een oneer in Sina lang
root hair te dragen.
D'oogen vallen smal, lanwerpigh
ront, en zwart; maer puilen hoog uit.
De neus is hen zeer kleen en niet
hoog verheven : de ooren van mid-
delmatige groote : daer in de Sine-

sen, als ook in derestdesaenzichts,
weinig van d'Europers verschillen;
hoewel de Sinesen van zommige
Landschappen plat en byna vierkant
van aenzichtzijn.
In de Landschappen van Quan*
tung en Quangsi hebben de meeste
luiden aen ieder kleinen toon twee
nagels, welk ook by die van Kochin-
china gemeen is , ter oorzake mis-
schien zy eertijdts aen ieder voet zes
toonen hadden.
Al de Vrouwen vallen klein van
gestalte , en blank van vel, bruin
van oogen , en wonder klein van
voeten ; in welk Jaeste zy achten
haer voornaemste schoonheid te be-
staen: want hoe schoon een vrou is,
zoo zy groote voeten heeft, zy word
voor lelijk gekeurt. Tc dezer oorza-
ke bewinden en bewoelen de moe-
ders de voeten haerer dochters van
kinds been af zeer stijf met zwachtels,
li %

om