Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Artikel:
Jacobs, F. H.: Snijwerk en constructie bij gothische meubels
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0228
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
2IÓ

SNIJWERK EN CONSTRUCTIE BIJ GOTHISCHE MEUBELS

SNIJWERK EN CONSTRUCTIE BIJ GOTHISCHE MEUBELS.

Het standpunt is verlaten, dat de Meesters uit de 14e en 15e eeuw uitmuntten in
„eerbied voor het materiaal”, dat zij nooit de schijn voor het wezen lieten doorgaan, dat
zij iederen vorm, die niet door de constructie gemotiveerd werd, verwierpen, — dat zij steeds,
bij alles, wat zij maakten, rekening hielden met de te verwerken stof, met de bestemming,
met de logica, enz.

Wij weten al lang, dat de Middeleeuwsche Meesters en die der vroege Renaissance soms
weinig eerbied hadden voor de natuurlijke kleur der materialen, en herhaaldelijk kunnen wij
daarop wijzende feiten aantreffen. Al staat het daartegenover vast, dat de natuurlijke kleur
vaak door hen w e 1 gerespecteerd werd, wij mogen vaststellen, dat van een puriteinsch,
principieel standpunt bij hen geen sprake was.

Daarentegen heb ik er nog niet met nadruk op gewezen gezien, dat ook bij het steek-
werk ter versiering der meubels enz. zeer vaak een anderen weg gevolgd is dan wij zouden
verwachten.

De zaak is meen ik zoo, dat, ook in de 15e en 16e eeuw, ook bij de vervaardigers der
meubels, de natuur vaak boven de leer ging; dat, van ouds, d e werkwijze was: de relief-
ornamenten uit de plank en uit de stijl te snijden, om, bij de constructieve samenstelling, het
raamwerk (regels en stijlen) en het paneel goed uit elkaar te houden (ook esthetisch); dat
echter de rijkere versiering, die langzamerhand geëischt werd, het moeilijk maakte deze
werkwijze streng door te voeren, en dat, toen deze moeilijkheden meer en meer concessies
eischten, men ten slotte vaak de constructieve vormen en samenstellingen uit het oog ver-
loor, om aan de opgevoerde eischen der versiering te kunnen voldoen.

Ik meen dit bij de nog bestaande werken duidelijk te kunnen aantoonen. Vrij groot
is het getal werken waaraan het snijwerk geheel uit het hout is gesneden. In het Rijks-
museum zijn o.a. de muurkastdeurtjes (Catalogus der Meubels, No. 2 en No. 6), de paneelen
van het kistfragment (No. 49), en de paneelen No. 128 en No. 130 voorbeelden hiervan;
dat men op deze wijze werkend, soms zeer fraaie resultaten bereikte, toont ons, naast No. 128
uit het Rijksmus., het fraaie deurtje uit de St. Walburg te Zutphen. Maar bij enkele van deze
werken (n.1. bij Catalogusnummer 1 en 2) zien wij reeds dat het fond van het steekwerk
gevormd wordt door een, achter het van te voren uitgezaagde en daarna opgestoken
versieringswerk, later aangebrachte plank. Hoezeer zulk een wijze van w'erken de uit-
voering vergemakkelijkte, doch de deugdzaamheid van het werk niet bevorderde, zal ieder,
die eenigszins kijk op de techniek heeft, inzien.

Bij een nauwkeurige beschouwing van de bekende deurtjes der muurkastjes in de
trouwzaal van het Stadhuis te Zwolle, bleek mij dat daar de z.g. „kompassen” afzonderlijk
a jour vervaardigd zijn (dus uitgezaagd en bijgestoken), en daarna, juist passend, in een
 
Annotationen