Bekker, Balthasar: De Betoverde Wereld: Zijnde een Grondig Ondersoek Van 't gemeen gevoelen aangaande de Geesten, derselver Aart en Vermogen, Bewind en Bedrijf ... ; In twee Boecken ondernomen (Leeuwarden, 1691)

XXX. I^oorvs'ru^
lilt 6c 17. Lckrifc is Zeen bewijs re balen,
van 'c Zene 6ar men 6oorZaans l'over^e
noemr.
§. vocx^vi
D) Go; al 't gene dat tot hier toe geftid is/
niaghmen lichtelik bestuiten/ darter sulke
Taverne/ alsmendiegemcenclik begrijpt/ niet
diefen kan. Want daar doo; bcrstaatmen wer-
kingen/ de kraghten der natuur te boverigaan-
de/ die menschm/ met den Duivel in verbond
getreden / doo; desftlfs kraght te wege b;engm.'
Dmocgfggm heb ilr hier te voren al bcwcsen/,
dat de Duivel boven de nature niets vcrmagh:
lelfs minder op de lichamen / dan een mensche/.
d^om suix te doen een lichaam heeft; daar de
Duivel niet van voo;sicn is. Gversulx laat hem
wd gauw zijn als hg wil / hn en sal sonder ge-
tcedichap niet so veel verrighteu / als de mensche
o>c daar mede geboren / en dcssclfs gebruik en
Indeling gewoon is. Dit moèrmft mv toe-
geloven dat de mcnschcn tor besondere
"Wcheücn dieft plegen / van den Duivel aange-
v-cven wo;dcn. Want so de Duivel sonder dienst
uienschcii niet ban dom 't gene daar hv hen
.^lcht: jo blijkt dar hv'r werktuig van hun l^
daar toe dan behoeft. Gf so de nienschcn
.„^.//lliaaü datft voo; hebben den Duivel ftlf
guipx nemen: som is 'kniel waar / dar hm
Kr d«