Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Kernkamp, Willem Jan Arend: Een dreigend gevaar
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0045

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
37

Oude Monumenten.

Een dreigend gevaar.

Gaarne maak ik gebruik van de gelegenheid, die ons bulletin
mij aanbiedt, om de aandacht te vestigen op, en de hulp van den bond
in te roepen voor het behoud van een belangrijk en fraai gebouw in
Waterland, n.1. de waag te Monnikendam.

Opgetrokken uit gehouwen en gebakken steen, versierd met de
wapens van Holland en Monnikendam, en aan den Zuid-Oostelijken
gevel voorzien van eene galerij, herinnert het voor de omgeving vrij
hooge gebouw aan den bloeitijd onzer Zuiderzee-steden, den tijd, toen
Monnikendam nog »vet« was.

Oorspronkelijk beneden voor waag bestemd, terwijl de boven-
verdieping plaats bood voor vergader- en wachtkamers der edele
manhafte schutterij, deed het gebouw tot voor een paar jaren nog
slechts dienst, beneden als keuken voor de spijskokerij eener philan-
thropische vereeniging, gedurende de wintermaanden, en boven als
bewaarplaats van enkele kribben enz. ten behoeve der ziekenverpleging.
Sedert wordt er echter gedurende een paar zomermaanden te Monni-
kendam weder eene wekelijksche kaasmarkt gehouden, en worden de
deuren der waag weder geopend om daar binnen de verhandelde waar
te wegen. De bovenverdieping is na den bouw van eene ziekenbarak
door de afd. Monnikendam van »het Witte Kruis« geheel in onbruik.

Veel dienst van het gebouw heeft men dus sedert jaren niet
meer en waarschijnlijk ook tengevolge daarvan is er aan het onderhoud
der waag gedurende geruimen tijd weinig of niets ten koste gelegd.

De staat der stadskas is te M., evenals in meer steden, alles
behalve schitterend en dan komt men er allicht toe voor het onderhoud
der gebouwen, die men het minst noodig heeft, ook het minst uit
te geven. Hoe het zij, de waag heeft men meer dan stiefmoederlijk
behandeld. Van binnen is het gebouw nog in vrij goeden staat, al is
herstelling van de bovenkamers, in een waarvan men nog sporen
vindt der vroegere betimmering, ook zeer gewenscht, maar van buiten
is restaureering meer dan hoog noodig. De staat der muren en van
het dak is vrij goed, maar overigens het geheel zoodanig, dat, wanneer
het gebouw niet spoedig onderhanden wordt genomen, de slooping
daarvan door menschelijke hulp zal moeten worden verhaast. Op som-
mige plaatsen vallen de steenen uit den muur, het houtwerk van de
galerij is grootendeels verrot, het dak en de goten daarvan roepen om
het hardst om vernieuwing, de nog oorspronkelijke luiken en het
 
Annotationen