Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Groningen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0051

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
43

gogneflesch, met den hals ter doorsnede van ruim één meter. Op den
zandbodem van deze fleschvormige putten, welke door de veenlaag, de
zoogenaamde klijn, waren gedolven, lagen op stroo een aantal zeer oude
urnen, meerendeels gevuld met eene substantie, welke aan asch van
verbrande dierlijke wezens, vermoedelijk menschen, doet denken. Om
de halzen der urnen waren nog ruw in elkaar gedraaide vezels van hennep
aanwezig, waarmede klaarblijkelijk de urnen in de diepte waren neergelaten.
De urnen waren van verschillende grootte en van den meest primitieven
vorm. Uit een der drie putten, welke onderling op een afstand van
ongeveer vijftien meter van elkaar waren gelegen, werden 13 geheel
gave urnen opgehaald. De andere putten bevatten enkel scherven en
brokken van soortgelijke urnen. Zeer waarschijnlijk hebben wij hier te
doen met graven uit de tijden der lijkverbranding, dus uit ongeveer de
eerste 500 jaren van onze jaartelling. De urnen zijn alle overgebracht
naar het museum te Groningen. Nadere bizonderheden over deze ont-
dekking zullen te vinden zijn in het weldra te verschijnen Tweede stuk
van Deel I der Bijdragen tot de kennis van de Provincie Groningen
en omgelegen streken.

In datzelfde Tweede Stuk zullen ook de bizonderheden worden
vermeld omtrent een van baksteenen gebouwd graf, gevonden in Mei j.1.
in de groote wierde of terp van Wijtwerd, even ten z. o. van Usquert,
alwaar de beroemde commanderij Wijtwerd van de Johanniters heeft
gelegen. Midden in de wierde, op korten afstand van de voormalige
kerk, op eene diepte van ruim een meter, werd een graf ontdekt, liggende
in de richting oost-west, ter lengte binnenwerks van 1.85 M, bij eene
breedte aan het hoofdeinde van 54 c.M. en aan het voeteneinde van
52 c.M. De diepte was 41 c.M. De vier wanden waren opgebouwd in
streksgewijze, zonder kalkverbinding, dus los op elkaar geplaatste groote
roode baksteenen. In het graf was geen steenen vloer aangebracht, de
kleibodem vormde de vloer. Van boven was het graf gesloten door
groote baksteenen deksteenen (32 bij 145 bij 9 c.M.), welke twee aan
twee tegen elkaar steunden en aan weerszijden rustten op eene kleine
inspringing der wanden. Een ijzeren kruis in eenvoudigen gothie-
ken stijl, liggende in den linkerarm ter hoogte van de borst van het vrij
wel vergane geraamte, duidt voldoende de begraafplaats van een geestelijke
aan. In verband met een aantal andere gegevens, in het boven aangehaalde
stuk uiteengezet en verklaard, en in verband met de vroeger in de
prov. Utrecht meermalen gevonden tufsteenen graven zonder bodem,
door prof. Kist met den naam stolpen aangeduid, kan met voldoende
zekerheid worden verklaard, dat men hier heeft gevonden het graf van
een hoogen geestelijke uit het klooster Wijtwerd uit de 13e of 14e eeuw.
Voor het Museum is van deze vondst enkel de crucifix aangeworven,
het overige was in te verren staat van broosheid.

In het volgende bulletin hoop ik eenige mededeelingen te kunnen
 
Annotationen