Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (4.1902-1903)

172

Bij de kanalisatie te Trier werd door het provinciaal bestuur een
technisch persoon benoemd voor het archaeologisch toezicht. Later werd een
tweede persoon hierbij aangesteld en werden hen twee opzichters toegevoegd.
Hierdoor werd het mogelijk een volledig overzicht te verkrijgen van alle
gegevens, die de grond bevatte, en is na i-J- jaar een belangrijk beeld ver-
kregen van de Romeinsche vestiging, zooals nog bij geen Romeinsehe stad
aan deze zijde der Alpen.

De verkregen resultaten worden uitvoerig in de »Berichte über die Thatig-
keit der Provinzial-Commission für die Denkmalpflege in der Rheinprovinz
und der Provinzialmuseen zu Bonn und Trier. VII. 1902. Bonn, 1903''
beschreven, evenals die bij den aanleg van den Spoorweg Trier-Bollay.
Wij verwijzen belangstellenden naar deze Berichte en vermelden het hier
slechts om er de vraag aan te verbinden of het ook voor grondwerken
in historisch belangrijke omgeving in Nederland geen aanbeveling zoude
verdienen om tijdig maatregelen te treffen, dat alle hierbij te vinden aan-
wijzingen over vroegere toestanden behoorlijk werden vastgelegd.

DRUKKERIJ »PLANTIJN". —

G. F. THÉONVILLE, —

LEIDEN.