Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Flament, Auguste Jean Antoine: Korte beschrijving der voornaamste gebouwen te Maastricht
DOI Artikel:
Inrichting van musea
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0134

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i 20

Na de opheffing van het klooster in 1796 werd deze kerk deerlijk gehavend
en is zij erg veronachtzaamd, vooral het gewelf en het choor hebben het
vreeselijk moeten misgelden, eveneens het gewelf aan den westelijken gevel
aansluitende, zoodat dit op verschillende plaatsen dreigde in te storten en
ook reeds verschillende gedeelten zijn afgevallen.

Herstelling was dus dringend noodig en het is een geluk te noemen
voor het behoud der geheele kerk, dat het Ministerie van Oorlog onlangs
voorloopig de noodzakelijkste herstellingswerken opdroeg aan dat van
Binnenlandsche Zaken.

In het gewelf van het hoog choor werd onlangs het volgende opschrift
gevonden. »Renovatus est chorus anno MD . . ."

De voormalige Augustijnen-kerk.

Rechts op den Maastrichter weer, de Kesselkade (aldus genoemd naar
den Maastrichtschen beeldhouwer van dien naam te Rome, in 1836 over-
leden!, ziet men de oude Augustijnen-kerk (thans eene school) prijkend met
het symbool der Augustijnen, een vlammend hart. en met het wapen van
Hendrik, graaf van Amstenrade, landcommandeur der Balie-Biesen van de
Duitsche Orde. die de kosten van dezen gevel had bestreden; ook ziet
men daar het borsbeeld der H. Maagd, aan wie die kerk was gewijd. De
gevel herinnert sterk aan die der Augustijnenkerken te Antwerpen en te
Brussel.

Maastricht. A. J. A Flamext.

Inrichting van musea.

In het tweede nummer van het tijdschrift voor »Museumkunde"
(Verlag von Georg Reimer. Berlin) worden onder de titels: »Ausstattung
von Museumsraumen" en »Reisestudiën", door A. Pit en H. Dedekam, de
vragen behandeld hoe museumzalen het best kunnen worden ingericht en
op welke wijze de voorwerpen moeten worden tentoongesteld, ten einde
voor het publiek van het meeste nut te kunnen zijn.

De schrijvers zijn het in hoofdzaak eens. zoodat wij, verslag gevende
van hun werk, niet telkens ieders aandeel behoeven te noemen. De Heer
Dedekam heeft de voornaamste musea van Europa, speciaal met het oog
op de inrichting, bezocht en kon dus het onderwerp zeer veelzijdig
beschouwen, terwijl de Heer Pit, zooals het opschrift van zijn artikel aan-
geeft, zich meer bepaalt tot de museumlocaliteiten en. in verband daarmee,
de opstelling der voorwerpen.

Wat aanstonds blijkt, is, dat beide schrijvers een museumzaal een zoo
neutraal mogelijk aanzien willen geven. Alle pogingen, om. door moderne
toevoegsels, de architectuur van een zaal in harmonie te brengen met de
strekking der zich daarin bevindende verzameling, zijn uit den booze. De
 
Annotationen