Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Officieele berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0168

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
154

den penningmeester, die hierna werd goedgekeurd, sluitende met een batig
saldo van ƒ1039.99.

Het in het vooruitzicht gesteld rapport van de Commissie-de Groot werd
aangehouden, daar de commissie bericht had gezonden, dat zij wel met
het voorloopig rapport gereed was, doch dat de eindconclusie nog nader
moest worden vastgesteld.

De voorzitter bracht hierop het hierachter als bijlage opgenomen rapport
uit van de commissie voor de bouwkundige termen. Onder applaus van
de vergadering werd door den heer Hoefer hieraan toegevoegd, dat door
hem bericht was ontvangen van Z.Exc. den Minister van Binnenlandsche
Zaken, dat de subsidie van ƒ300 door de Regeering was toegestaan.

Bij de nu volgende Bestuursverkiezing werden de aftredende leden
Mr. J. C. Overvoorde, Jhr. B. W. F. van Riemsdijk en Jhr. Mr. F. van
Rijckevorsel bij acclamatie herkozen; tot kasnazieners om rapport uit te
brengen op de volgende vergadering werden benoemd de H.H.: P. Haverkorn
van Rijsewijk te Rotterdam en J. A. Frederiks te Middelburg.

Als plaats van bijeenkomst voor 1906 werd bij acclamatie Middelburg
gekozen.

Bij den hierna volgende rondvraag vestigde de heer P. Haverkorn van
Rijsewijk de aandacht op den zijns inziens voorwereldlijken toestand bij het
Museum Fodor te Amsterdam. De catalogus dateert van 1863 en de entrees
zijn zeer hoog; alleen voor het nazien der teekeningen, waartoe slechts
twee maal per week de gelegenheid wordt geboden, moet een gulden
worden betaald. Wijziging is hier niet alleen wenschelijk, maar ook zeer
goed mogelijk, daar de regeling niet op een testament berust, maar op
eene verordening der stad Amsterdam. Wel zijn de baten volgens testament
voor de armen, doch waar die, bij de hoogere eischen aan het Museum-
beheer gesteld, toch negatief zijn, behoeft dat geen beletsel te zijn om het
Museum door verlaging der entrees voor grooter kring toegankelijk te
maken. Hij vestigt hierop de aandacht van de Commissie-de Groot. De
voorzitter dankt den spreker voor zijn mededeelingen en belooft die bij de
commissie over te brengen.

De heer M. Rutten wijst op de weinige aanmoediging, die ondervonden
wordt door hen. die in Maastricht en omgeving belangstelling trachten te
wekken voor de oude monumenten en het behoud hiervan trachten te
verzekeren, en vraagt of dit ontmoedigend verschijnsel ook elders wordt
waargenomen.

Mr. Overvoorde beantwoordt den spreker en wijst er ter bemoediging
op, hoe ook elders het wekken van belangstelling dikwijls eerst door spot
werd begroet, doch hoe juist die bespotting aanleiding gaf, dat de aandacht
er op gevestigd werd en de eerste aansporing gegeven werd tot nadenken
en tot latere waardeering van het streven.

De oude kunstwerken, die reeds eeuwen voor ons ontstonden in een
tijd van meer algemeen kunstgevoel, zullen, als wij hun instandhouding
 
Annotationen