Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Kalf, Jan: De Sacristie der Sint Joriskerk te Amersfoort
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0189

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
.175

geheel gepleisterd en ontsierd door later aangebrachte lichtopeningen, bezat
zij toch ook daar nog alle aanwijzingen van haar ouden toestand.

Reeds opmerkelijk wijl in ons land sacristieën van zoo groote afmeting
zeldzaam zijn, had zij verdiend, wegens hare fraaie welving, hare eigenaardige
dispositie en haar daarmede samenhangend zeer schilderachtig aspect, met
zorg behouden en hersteld te worden. Aan de, grootendeels door leelijke
ombouwing bedorven, choorpartij der merkwaardige Sint Joriskerk zou deze
sacristie, goed gerestaureerd, grootelijks ten sieraad hebben gestrekt.

Zoowel uit historisch als uit artistiek oogpunt kan hare slooping dus
niet anders dan een schromelijk vandalisme worden genoemd.

Naar het schijnt bestond er voor deze wandaad geen ander motief, dan
de klachten van den koster over de onbewoonbaarheid der sacristie, klachten,
die — hoe verklaarbaar zij ook waren, daar het inwendig door allerlei
wijzigingen in verloop van tijd tot een reeks van kleine hokken was gemaakt —
toch geenszins de slooping rechtvaardigen, wijl het gebouw meer dan voldoende
ruimte bood, om, bij oordeelkundige inrichting, eene uitstekende woning te
verstrekken.

Het valt daarom des te meer te betreuren, dat het Gemeentebestuur
van Amersfoort naliet, intijds van deze afbraak aan het Departement van
Binnenlandsche Zaken bericht te geven, waardoor de mogelijkheid heeft
ontbroken, het kerkbestuur tot beter inzicht te brengen.

Naar aanleiding van mijne bevinding, richtte de Rijkscommissie voor
de beschrijving der monumenten tot Heeren Kerkvoogden der Sint Joriskerk
een schrijven, waaraan het volgende wordt ontleend:

»Naar der Rijkscommissie werd medegedeeld, bestaat het voornemen
op de plaats der gesloopte sacristie eene nieuwe kosterswoning te bouwen.

Nu valt uit verschillende gegevens met zekerheid op te maken, dat
de Sint Joriskerk aanvankelijk aan de Noordoostzijde geheel vrij heeft gestaan,
zoodat het — waar de interessante sacristie eenmaal gevallen is — grootelijks
aanbeveling zou verdienen den oorspronkelijken toestand weder te herstellen,
door het openen der dichtgemetselde choorvensters en het doortrekken der
gedeeltelijk afgebroken beren.

Op die wijze zou de choorpartij der kerk belangrijk in schoonheid
winnen. Mocht het echter onmogelijk blijken de kosterswoning elders te
bouwen, dan kan de kerk voor ergerlijke ontsiering alleen dan worden
behoed, indien de herbouw zich passend aansluit bij het bestaand geheel.

In deze omstandigheden veroorlooft de Rijkscommissie zich Uw College
met den meesten aandrang in overweging te geven de kosterswoning niet
weder tegen het kerkchoor te bouwen, terwijl zij zich gaarne bereid verklaart,
indien een herbouw te dier plaatse onvermijdelijk is, u de voorlichting te
geven, die u mocht wenschen, teneinde de zoo belangrijke Sint Joriskerk
tegen ontsiering te vrijwaren."

Bij een op dit schrijven gevolgde bespreking met de kerkvoogdij,
bleek, dat het onmogelijk was de nieuwe kosterij elders te bouwen. Het
 
Annotationen