Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Staatsbegrooting 1907
DOI Artikel:
Museum te Nijmegen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0157

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
H9

van Oudheden ƒ8450, Archaeologie ƒ500 en Ethnographisch museum
ƒ8825.

Ten slotte valt te wijzen op de instelling van een professoraat in
aesthetiek en kunstgeschiedenis, waarop reeds van verschillende zijden werd
aangedrongen. Voorgesteld wordt deze leerstoel aan de Universiteit te Utrecht
te verbinden wegens de aldaar aanwezige verzamelingen van beeldhouw- en
schilderkunst. Waar met voldoening geconstateerd mag worden dat eindelijk
wordt tegemoet gekomen aan veler wensch, mag betwijfeld worden of de
keuze van Utrecht gelukkig is te noemen. Zoolang Amsterdam als gemeente-
lijke Universiteit hier buiten bespreking blijft, had Leiden hiervoor mijns
inziens in de eerste plaats in aanmerking moeten komen, daar juist aan
die Universiteit de beste hulpbronnen voor kunsthistorisch onderwijs ver-
bonden zijn. Het Rijksprentenkabinet aldaar bezit reeds een aardig begin
voor een kunsthistorische bibliotheek en de collectie prenten en teekeningen
zoude bij dit onderwijs zeer veel nut kunnen opleveren, waarbij nog komt
de reeds niet onbelangrijke verzameling reproducties aangeschaft voor het
onderwijs van den privaatdocent in de kunstgeschiedenis. De rijke ver-
zamelingen van het Rijks-museum van Oudheden en van het Ethnographisch
museum vormen zoovele hulpbronnen, onmisbaar voor het onderwijs, nader
aan te vullen door het stedelijk museum en de nog in groot aantal in Leiden
aanwezige goede voorbeelden van oude bouwkunst. Utrecht kan zich beroemen
op een rijk Aartsbisschoppelijk museum en op een uitnemend ingericht
gemeente-museum, doch deze voordeden vallen weg vergeleken bij hetgeen
alleen van Rijkswege reeds voor kunsthistorisch onderzoek te Leiden is
bijeengebracht. Wordt de leerstoel te Utrecht gevestigd, dan zal in het
noodzakelijk hulpmaterieel voor dit onderwijs van meet af aan moeten
worden voorzien en zullen gedurende verschillende jaren op de begrooting
hiervoor niet onbelangrijke bedragen moeten worden aangevraagd, die bij
eene vestiging van den leerstoel te Leiden grootendeels bespaard hadden
kunnen blijven.

J. C. OVERVOORDE.

Nederlandsche Musea.

Museum te Nijmegen.

Aan den Raad der gemeente Nijmegen is het onderstaand adres ver-
zonden door het bestuur van Gelre en de Prov. Geldersche archeologische
Commissie ;

Wij lezen in het »Verslag der Commissie tot verzekering eener goede
bewaring van gedenkstukken van geschiedenis en kunst tc Nijmegen over
het jaar 1905" o.a.:

»Bovendien bestaat er nog eene omstandigheid, die de vraag naar een
 
Annotationen