Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Bijlage
DOI Artikel:
Tonnet, Martine: Het Werk der Commissie in Nederlandsch-Indië voor Oudheid-Kundig Onderzoek op Java en Madoera, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0035

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ende rechteren onderwerpende mitsdezen, alles ter goeder trouwen ende zonder argelist.

Des ten oorconde zijn hier van gemaeckt twee dezer gelijcke contracten, daervan
aen elcker zijde eenen es ondergeteyckent bij de voornoemde secretarijs van der stede
wegen ende bij de voornoemde van Rotvelt voor hemzelven ende tot meerder vestenisse
bezegelt mit ’t segel ten zaecken der voorzeyde stede onder opt spatium van desen gedruckt
op ten 23 October 1597.

(get) J. van Hout.

(get) Albert Rotvelt.

(Bijlage tresoriersrekening 1598).

HET WERK DER COMMISSIE IN NEDERLANDSCEI-INDIË VOOR OUDHEID-
KUNDIG ONDERZOEK OP JAVA EN MADOERA. ')

I. INLEIDING.

Er is hard gewerkt op dit gebied de laatste twintig jaren, de laatste vijf, zes jaren
in het bijzonder. De hier te bespreken werken leggen er getuigenis van af.

Wel was er door de voorwerkers al veel van belang voor de toekomst verricht.
Wij denken hierbij aan het werk van Cornelius en Wardenaar (1805—1807) en van den
Engelschen Gouv. Generaal Raffles (1817) met zijn bekwamen helper Horsfield; aan den
president van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, Baron van
Hoëvell (1839—1848); aan den genialen teekenaar Wilsen, die de Boroboedoer-reliefs vast-
legde (1849 en volgende jaren) aan den oudheidkundige: Ds. Brumund, schrijver van
»Bijdragen tot de kennis van het Hindoeïsme op Java”, uitgegeven door het Bat. Gen.
in 1868; aan den photograaf J. van Kinsbergen (zie »Oudheden van Java 1872”); aan
Dr. C. Leemans en aan de ontcijferaars der Sanskrit- en Kawi-inscripties: Friederich
(1863—1869), Dr. A. B. Cohen Stuart (overl. 1876) en K. F. Holle (overl. 1896), wier arbeid
door den grooten Sanskritgeleerde Prof. Kern werd voortgezet tot op heden.

Toch wachtte men nog altijd op eene vaste hand, die de losse gegevens zou ver-
mogen samen te brengen, die theoretisch en practisch het werk zou kunnen regelen, en
daar, waar dat door onbesuisd dilettantisme dreigde fout te gaan, de koe bij de horens
zou durven pakken en den arbeid in het rechte spoor leiden.

Zulk eene vaste hand bezat de veelzijdig begaafde Dr. J. Brandes, die in 1885

1) Zie : »Rapporten van de commissie enz. 1901—1906”, uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen” en «Beschrijving van de ruïne bij de desa Toempang, genaamd Tjandi
Djago, in de residentie Pasoeroean. Samengesteld naar de gegevens, verstrekt door H. L. Leydie Melville
en J. Knebel, onder leiding van Dr. J. L. A. Brandes; eerste monographie van de commissie voor
archaeologisch onderzoek op Java en Madura.” Uitgave Kon. Inst. en Bataviaasch Genootschap 1904.

«

21
 
Annotationen