Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Artikel:
Korte mededeelingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0113

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
aardigen veilingkijkdag bij Frederik Muller, dan aan een «Binnenhuis”, laat staan een
»Oud Binnenhuis”.

Maar mij dunkt dat zijn voorbeelden genoeg.

Ik wil allerminst gezegd hebben, dat zulke uitgaven geheel geen dank verdienen.
Er steken toch altijd nog heel wat werk en moeite in zoo’n onderneming, maar dit is zeker:
met niet heel veel moeite méér hadden wij heel wat anders gehad. Een beschrijvende toe-
lichting van eenige regels bij iedere prent, waarin alleen het »nieuwe” werd opgesomd, zoodat
men tenminste gewaarschuwd was en geen nieuw voor oud, oud voor nieuw behoefde aan
te staren, had de wetenschappelijke waarde verhoogd, of liever had van deze uitgave een
wetenschappelijke gemaakt, wat ze nu niet is. Voor wien zijn deze platen nu bruikbaar? De
kunsthistoricus gaat — zoo onlangs de Heer «Lux” in de «Monatshefte für Kunstwissen-
schaft” — op den titel van den heer S. af en gelooft aan de historische waarde van het hier
gepubliceerde, wat tot gevaarlijke conclusies kan leiden; de schilder en decorateur kunnen
er wellicht iets aan hebben, maar ook zij putten dan uit zeer troebele bron. Elet kijk-
lustige leeken-publiek zal er zijn «echt mooi hè!” wel niet aan onthouden, maar zoo enkel
voor de groote massa is zoo’n uitgaaf toch ook weer niet bedoeld.

Jammer is ook dat «Museum-kamers” zonder nadere toelichting zijn opgenomen;
wie weet of de plattegronden nog oorspronkelijk zijn, wie weet, wat er bij de opstelling
aan werd toegevoegd en wat veranderd of weggelaten werd? Tegen de «antieke kamers”
van het Nederlandsch Museum, in de wandeling juister de «donkere kamers” geheeten,
is het technisch hart van den heer S. blijkbaar toch in opstand gekomen en zoo bleef hij
voor meerdere fouten gespaard.

Wat de overige afleveringen nog zullen brengen weten wij natuurlijk niet. Wij hopen,
dat zij ons tot andere meening mogen bekeeren. Moeite, tijd en kosten verdienen waarlijk
een meer conform resultaat. W. VOGELSANG.

® KORTE MEDEDEELINGEN. D

Officieele berichten.

Tot correspondeerende leden zijn door het bestuur benoemd:

Mej. M. Tonnet te Haarlem, Mr. J. Bierens de Haan te Amsterdam, D. W. van
Dam te Delft, C. H. van Fenama te Groningen, K. Freise te ’s-Gravenhage, J. de Gelder
te Leiden, A. J. J. Hoogland, pastoor-deken te Rotterdam, Mr. J. C. de Marez Oyens te
’s-Gravenhage, Prof. T. K. L. Sluyterman te Delft en J. Verheul D.zn., architekt te Rotterdam.

Door de gewaardeerde medewerking van de Rijkscommissie voor de Beschrijving
van Monumenten zijn wij in staat gesteld om binnenkort aan de lezers van het «Bulletin”
een vervolg op het Repertorum van Petit aan te bieden, voor zooverre betreft de in tijd-
schriften verschenen artikelen over Nederlandsche monumenten. Dit vervolg loopt tot het
eind van 1907 en zal jaarlijks verder worden vervolgd.

99
 
Annotationen