Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Jaarverslag van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, utgebracht in de Algemeene Vergadering te Culemborg 5 Juli 1908
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0168

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext



51

V

^ □ □ □ □ y 1

"^5 □ □ □ □ jy



A ° ° D D ÊkJ

A ° D D ° fej

A




-j

JAARVERSLAG VAN DEN NEDERLANDSCHEN OUDHEIDKUNDIGEN BOND,
UITGEBRACHT IN DE ALGEMEENE VERGADERING
TE CULEMBORG 3 JULI 1908.

Vergun mij ook ditmaal mijn verslag over het afgeloopen jaar te beginnen met
een kort overzicht van het belangrijkste op oudheidkundig gebied.

De aankoop van de schilderijen uit de collectie Six valt hierbij in de eerste plaats

te noemen, zoowel om het belangrijk bedrag hiertoe, door de Staten-Generaal gevoteerd,

als om de meer dan gewone belangstelling, die deze aankoop ook bij het publiek onder-
vond. Bij den strijd over de waarde der aangekochte schilderijen vond het beschikbaar
stellen zelf van een buitengewoon bedrag voor den aankoop van groote kunstwerken
geen noemenswaardige bestrijding.

Ook voor het behoud van belangrijke bouwwerken werden, zoowel door openbare
lichamen als door particulieren, groote offers gebracht en met waardeering valt te wijzen
op de met veel toewijding tot stand gebrachte werken tot behoud van onze monumenten.
De geregelde vermelding hiervan in het »Bulletin” van den Bond ontslaat mij hier van
verdere opnoeming der behandelde bouwwerken en wij zouden ook op dit gebied met
voldoening op het afgeloopen jaar kunnen terugzien, ware het niet, dat de toestand van
andere monumenten en de juist dit jaar zoo sprekend naarvoren getreden onmacht van
den Staat tegenover kerkbesturen en particulieren ons ernstig stemde. De restauratie van
de zoowel historisch als bouwkundig zoo belangrijke Nieuwe Zijdskapel te Amsterdam,
waarvan door de benoemde deskundigen én de mogelijkheid van behoud, én de groote
kunstwaarde werd vastgesteld, stuitte af op den onwil van de beheerders en hoogst ernstig
is het gevaar, dat weldra dit monument aan opzettelijke vernieling zal zijn overgeleverd.
Bij den eigenaar van het kasteel Doorwerth werd vergeefs op middelen tot behoud
aangedrongen en een kleiner kasteel, het Huis Dever bij Lisse, verkeert in zoo slechten
staat, dat verder verval is te vreezen, doch de eigenaar is niet bereid om tot de betrekkelijk
eenvoudige werken voor het behoud mede te werken.

De verkoop van Doorwerth aan den heer Scheffer van de Duno doet ons
verwachten, dat voor dit zoo belangrijk monument een betere tijd is aangebroken, doch
wat zal de toekomst zijn van het genoemde en andere bedreigde gebouwen, waarvan de
eigenaars niet bereid zijn om den dreigenden ondergang te helpen afweren? Mag hierbij
de gemeenschap rustig toezien en dienen aan den Staat niet krachtiger maatregelen ten
dienste te staan om in te grijpen, waar onwil of onmacht van den particulieren bezitter

10

153
 
Annotationen