Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Artikel:
Korte mededeelingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0201

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het op blz. 225 onder F 20 vermelde altaar uit Vechten is gewijd door de [civjes
Tungri [et] nautae [qu]i Fectione [cjonsistunt; dat wil m. i. niet zeggen: »door de Tungrische
burgers, schippers te Fectio”, maar: »door de burgers van Tongeren en door de te Vechten
gevestigde schippers”. Het zijn twee verschillende categorieën van menschen, die hier
gezamenlijk aan de godin Viradecdis een altaar wijden.

De naam van den oppersten magistraat der Batavieren luidt op den bekenden te
Rummel gevonden steen (F 37, blz. 227) FLAVS. Dit moet niet, zooals in den Catalogus
vermoed wordt, gelezen worden: Flavius, maar: Flavus, gelijk b.v. ook de broeder van
Arminius bij de Romeinen heette (Tac. Ann. II, 9 en 10, XI, 16). Cf. C. I. L. XIII,
10010, 912: FLAVS = Flavus; XIII, 10010, 259: AVS = Avus; III, 59186, XI, 1070,
C. I. Rh. 1517: BATAVS — Batavus. Deze opmerking is daarom niet geheel van gewicht
ontbloot, omdat het voorkomen dezer goede, maar zeldzame schrijfwijze op de inscriptie
sterk ten gunste van haar zoo dikwijls betwijfelde echtheid pleit.

Doch genoeg! In plaats van met deze luttele opmerkingen wil ik liever besluiten
met een welgemeenden gelukwensch aan den Directeur en den Conservator van het Museum
met de gelukkige volvoering van de belangrijke taak, waarvan de Catalogus het bewijs levert.
Moge de belangstelling van het publiek in de praehistorische en Romeinsch-Nederlandsche
afdeeling van het Museum gestadig toenemen en zijn bestierders in deze verhoogde belang-
stelling het bewijs vinden van onze erkentelijkheid voor den door hen zoo voorspoedig
verrichten arbeid.

Utrecht. C. W. VOLLGRAFF.

□ KORTE MEDEDEELINGEN. o

Monumenten.

Heiloërbrug te Alkmaar. — Door den heer J. F. L. Frowein wordt in de »Alkmaarsche
Courant” van 22 Juni een lans gebroken voor het behoud van de schilderachtige steenen
Heiloërbrug, wier vervanging door eene breedere brug van gewapend beton is voorgesteld.
Terecht wijst de schrijver er op, dat eene waarschijnlijk goedkoopere en meer bij de omgeving
aansluitende oplossing zoude te vinden zijn door den steenen onderbouw te verbreeden
en ruimte te vinden voor verhoogde voetpaden ter weerszijden van het rijvlak. Eene dergelijke
oplossing, tot tegemoetkoming aan de eischen van het verkeer met behoud van de schilder-
achtige oude brug, vond ook in Duitschland reeds toepassing.

De Nieuwezijds kapel te Amsterdam. — Bij het sloopen van de N.-Z. kapel werd
achter het poortje aan de Kalverstraat een tweede poortje gevonden, dat versierd was met
reliëfs, welke betrekking hebben op het mirakel. Achter dit tweede poortje was weer een
derde met een nis, waarin oudtijds een beeldje heeft gestaan. Waarschijnlijk was de oor-

186
 
Annotationen