Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Hoefer, Frederic Adolph: De Mariakerk te Nijmegen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0264

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE MARIAKERK TE NIJMEGEN.

Sinds eenige jaren wordt in Nijmegen een strijd gevoerd over het al of niet be-
houden der Mariakerk.

Het feit, dat Z. Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken in de Tweede Kamer
toegezegd heeft, op de volgende begrooting ƒ5000 als rijkssubsidie voor haar herstel te
brengen, wekt terecht bij hen, die haar niet kennen, verwachtingen op. Verwachtingen, die
op grond van historische feiten en de korte beschrijving der kerk, die wij hieronder
zullen mededeelen, zullen blijken gerechtigd te zijn.

De kerk behoorde eens als kapel tot het nonnenklooster der reguliere kanonikessen
van den H. Augustinus en was toegewijd aan de H. Maagd. Vermoedelijk tusschen 1190
en 1230 gesticht, ging het klooster in 1430 tot de Windesheimer congregatie over. Het
was het oudste en aanzienlijkste onder de vrouwenkloosters te Nijmegen. Aanvankelijk
lag het buiten de stad, doch bij de uitlegging in 1467 kwam het binnen de vesting te
liggen. Vermelding verdient verder, dat twee zusters van dit klooster in 1422 een nieuw
convent te Diest in Brabant stichtten, Mariëndaal genoemd.

Tengevolge van de hervorming werd in 1591 de laatste mis in de kapel bediend
en werd zij daarna tot inlegering van soldaten, landsmagazijn en arsenaal gebruikt. In
1655 werd zij stadsturfschuur en na de inneming der stad in 1672 werd zij gebruikt
als gevangenis voor de Staatsche krijgsgevangenen. Na ontruiming door die gevangenen
deed zij dienst als artillerietuighuis. Toen de Franschen vertrokken waren, stelde de Raad
van State voor, om in plaats van dit gebouw het oude Observantenklooster tot arsenaal
en magazijn te huren. Hetgeen ook geschiedde.

Van het aldus vrijgekomen oude magazijn verzochten den 14en juni 1676, tijdens
het vredescongres, commedianten gebruik te mogen maken voor hunne opvoeringen. Hiertoe
werd, evenals dit reeds vroeger meer geschied was, de toestemming gegeven. In de kapel
werden toen eenige vertimmeringen verricht, o.a. werden van den zolder drie »gewacken”,
gewelfvakken, afgeschoten voor kleedkamers van het tooneelgezelschap. Na vertrek van
dit gezelschap werd de kapel weer turfmagazijn voor het garnizoen. Omstreeks 1725 was
een gedeelte afgestaan voor de lessen van een schermmeester en in 1748 kwam de kapel
weer in het bezit der stad in ruil tegen de rondeelen aan de Ziekerpoort. Zij werd een
bergplaats van de stad, totdat zij den 27en December 1781 stadsmuziekschool werd.

Na den intocht der Franschen in 1794 werd Mariënburg ten deele hospitaal, ten
deele verhuurd. In 1817 werd besloten de kapel tot een katoen- en garenspinnerij in te
richten, tot welk doel zelfs in 1819 aan de noord-oostzijde een vleugel werd aangebouwd.

Deze spinnerij werd in 1842 gesloten. De kapel werd toen gedeeltelijk kazerne,
gedeeltelijk magazijn van kleeding en wapenen voor het garnizoen. Later werd het choor
ziekenstal voor de artillerie en de bovenverdieping kleeding- en wapenmagazijn voor de
schutterij.

Thans vinde een korte beschrijving van deze dubbelkapel een plaats. Zij is in

249
 
Annotationen