Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 1.1908

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Hoefer, Frederic Adolph: De trouwzaal in het Raadhuis te Zwolle
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19797#0271

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
wordt2). Op dit ontwerp komt in een boogomlijsting het jongste gericht voor, wederom
omgeven door een lijstwerk met terzijden twee karyathiden, die een fronton dragen,
waarboven zich in het midden de St. Michiel verheft met weegschaal en zwaard en aan
elk der uiteinden een ridder met banier en stedelijk wapen. In twee nissen ter zijden
van het jongste gericht stellen twee figuren de Gerechtigheid en de Voorzichtigheid voor.
Dit ontwerp kwam niet tot uitvoering.

Boven de schoorsteenfries vindt men thans wel het jongste gericht, waarvan de
schilder onbekend is, in een houten omlijsting met wapenschild van Zwolle, waaronder
het jaartal 1606 en die mr. Stevens de kistenmaker in genoemd jaar vervaardigde.

De twee borstbeeldjes met het jaartal 1550 boven op de uiteinden van de schoor-
steenfries zijn overblijfsels van een ouder snijwerk.

Boven werd reeds vermeld het verwijderen in 1658 van het oude gestoelte, waarbij
o.a. nog te voegen is het maken van nieuwe glasramen en een nieuwe pleitbank, wellicht
het thans nog aanwezige hekwerk. Langs de witte wanden werden gaandeweg de geschilderde
portretten der Oranje’s in gesneden vergulden lijsten gehangen en in een der muren de
klok aangebracht met het opschrift: »W. Bramer D oude Anno 1728”.

In den loop der eeuwen onderging het blok der stedelijke gebouwen menige veran-
dering, die wij slechts in groote trekken zullen mededeelen. Zoo werd in 1819 en 1820
de school vertimmerd tot een magazijn en het stadhuis in 1821 van een nieuwen gevel
voorzien, waartoe reeds vóór 1774 plannen bestonden. Deze gevel verving niet alleen den
fraaien ouden, maar sleepte ook inwendige vertimmeringen met zich.

Van 1840 tot 1844 werden de raadtoren en het wijnhuis aanmerkelijk verbouwd
en kreeg ten slotte tusschen 1863 en 1867 het blok zijn tegenwoordige gedaante, waarin
uitwendig alleen de achtergevel van het raadhuis, ofschoon gepleisterd, nog een denkbeeld
geeft van den oorspronkelijken vorm en van de oorspronkelijke afmetingen. Inwendig kan
men met eenige moeite nog enkele vertrekken terug vinden, maar de oude raadkamer vormt
het vertrek waarvan het te hoopen is, dat geen schendende hand zich naar zal uitstrekken.

Ik spreek met opzet van schendende hand, om wakker te schudden.

Menigeen toch is zich niet bewust, dat hij door noodelooze opruiming zich ver-
grijpt aan ’s land’s glorie.

Ons land kan zich terecht meeten met alle volken wat zijn schilderschool betreft,
maar helaas zijn burgers hebben met laakbaren ijver door opruiming er voor gezorgd, dat
zijn bouwkunst uit vroegere eeuwen niet die plaats inneemt, die zij verdient. Onze ge-
schiedenis moet in deze materie nog uit de archieven opgedolven worden en aan het
voorhanden materiaal aan monumenten getoetst worden. Wanneer men echter het materiaal
vernielt, zal men niet de plaats kunnen bepalen, die een provincie of een stad in de
kunstgeschiedenis toekomt.

1) Galland zegt van dit ontwerp blz. 135: »Die Ornamentik der leicht angetuschten Skizze
reprasentiert die flandrische Hochrenaissance in ihrer ganzen Üppigkeit”. In het archief zelf is verder
niets omtrent dit ontwerp te vinden. Galland schrijft het aan Hans Vredeman de Vries toe.

256
 
Annotationen