Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 2.1909

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Aanwinsten Niederl. Museum voor geschiedenis en kunst
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Stedelijk Museum te Leiden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19798#0120

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Met deze »petits velours” hebben wij eindelijk een product gekregen, waarvan men,
naar ik meen, kan zeggen, dat de westerling het als zijn vinding kan beschouwen. Later
zal men ongetwijfeld nog dikwijls op oostersche, met name op Chineesche invloeden
kunnen wijzen, het is dan toch altijd een verwerken van vreemde motieven tot iets eigens.
Gedurende de middeneeuwen, daarentegen kan men getuigen, dat de ornamentiek zooals
wij die op weefsels leeren kennen uit het Oosten komt en zich, tot de 14e eeuw, ook
in het Oosten ontwikkelt en vervormt. Wanneer in de 14e eeuw de Italiaansche wever
nieuwe patronen schijnt te vinden, dan doet hij dat toch met Oostersche elementen. Van
de stoffen versierd met Christelijke symbolen bezitten wij nog geen noemenswaardige
voorbeelden, maar ook hier zou men menig Oostersch, zelfs Chineesch motief, zooals de
reeds genoemde wolkenbanden, kunnen vinden.

Voorzeker er zijn nog gapingen aan te vullen alvorens de verzameling een overzicht
geeft van wat op het gebied van techniek en ornamentiek de weverij in de middeneeuwen
heeft voortgebracht. Met het oog op de rechtmatige verlangens van den hedendaagschen
ornemanist is het oogenblik waarop met trots op ons materiaal gewezen kan worden
nog lang niet aangebroken. Alleen zal de vernuftige historicus uit hetgeen thans voor-
handen is reeds eenigermate de bewegingen der ornamentiek kunnen lezen.

A. PIT.

STEDELIJK MUSEUM TE LEIDEN.

Door het Stedelijk Museum »De Lakenhal” is bij Gebroeders Shepherd te Londen
uit het legaat Driessen een schilderij van P. van Steenwijck aangekocht, een stilleven ter
verheerlijking van M. Harpenszoon Tromp, dat geheel in de manier van de stillevens
der Leidsche School is gecomponeerd. Op een hoek van een tafel, met opgeslagen kleed,
staan de gewone emblemen der vergankelijkheid, een uitgebluschte kaars, een doodshoofd,
enz., waarbij verder een veldflesch, een fluit en een degen, en boeken, gelijk wij die o. a.
op het schilderij van ff. van Steenwijck in het Museum aantreffen. Daarbij is gevoegd
een wereldbol met lauwertak, als symbool van den roem door Tromp op de wereldzeeën
bevochten, en tegen de boeken ligt een opengeslagen Latijnsche lijkrede door den Leidschen
hoogleeraar Anton Thysius gehouden »in luctuosissimum Obitum Invicti Herois M. Harpenti
Trompii, Equitis, maris Propraefecti”. Half over den rand van de tafel hangt een blad papier met
het portret van den vlootvoogd en een vierregelig Hollandsch vers: Sie hier den grooten Tromp.

Het schilderij is op doek geschilderd, hoog 79 en breed 101 c.M., en links onde
den rand van de tafel geteekend P. Steenwijck. Aangezien het schilderij wel kort na den
dood van Tromp zal zijn geschilderd, mag dit op c. 1653 gedateerd worden.

Eene andere aanwinst wordt gevormd door een portret van den Leidschen secretaris
David van Royen door den Leidschen schilder Jacob van der Sluis, 1660—1732, den
leerling van A. de Vois en P. van Slmgeland. Het portret, ten voeten uit, aan een tafel
met charters en een vroedschapskussen van Leiden, is goed geschilderd en een der beste

108
 
Annotationen