Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: Wettelijke Bescherming van Monumenten, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0019

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Als lid is toegetreden de Heer M. D. Henkei, assistent aan het Rijksprenten-
kabinet te Amsterdam.

Tot correspondeerende leden zijn door het bestuur benoemd:

K. P. C. de Bazel te Bussum, H. P. Coster te Utrecht, Mevr. K. van Duyl geb.
Sprenger te Leeuwarden, T. van Erp te Magelang (N.-L), H. Ph. Gerritsen te 's-Gravenhage,
M. A. C. Hartman te Delft, Baron Leon. Janssen te Brussel, Jos. Kleyntjes te Nijmegen,
Mr. D. A. van Munster van Heuven te Nijmegen, C. Muysken te Bussum, C. W. Lunsingh
Scheurleer te 's-Gravenhage, J. B. van Stolk te Scheveningen, E. G. Verkade te Delft,
Dr. P. J. F. Vermeulen te Amsterdam en E. J. Wentinck Jr. te Utrecht.

WETTELIJKE BESCHERMING VAN
MONUMENTEN.

Met de meeste belangstelling nam het Bestuur kennis van het uitvoerig rapport,
hetwelk hierachter is afgedrukt, en gaarne grijpt het deze gelegenheid aan om een woord
van hartelijken dank te betuigen aan de Commissie voor de vele moeite, welke deze zich
getroost heeft vcor de voorbereiding van dit belangrijk rapport, en in het bijzonder aan
Voorzitter en Secretaris voor de uitvoerige en zaakkundige redactie.

Een belangrijk werk, waartoe door Mr. Dr. J. C. Overvoorde in de Bondsvergadering
te Kampen het initiatief genomen werd, is hiermede voltooid. Reeds op de vergadering
te Edam werd op de wenschelijkheid van eene wettelijke bescherming van monumenten
gewezen en meermalen werd in het »Bulletin" hierop aangedrongen. Wanneer eenmaal
het «Staatsblad" het bewijs zal leveren van de erkenning der noodzakelijkheid hiervan,
zal de Bond het zich als eene onderscheiding mogen aanrekenen, hiertoe den stoot gegeven
te hebben en de belangstelling te hebben aangewakkerd.

Hiermede mag echter de taak van den Bond niet als afgedaan beschouwd worden.
Thans dient er naar gestreefd, om de in dit rapport uitgedrukte gedachten in eene wettelijke
regeling te doen belichamen, en de kans op verwezenlijking hiervan is te grooter, naar-
mate aan den wetgever meer algemeen zal blijken, dat de wettelijke regeling in ruimen
kring van deskundigen en belangstellenden wenschelijk wordt geacht en noodzakelijk voor
het behoud van de monumenten. Het Bestuur hoopt hiertoe in de maand April eene
buitengewone vergadering van den Bond uit te schrijven, waartoe ook de besturen van
oudheidkundige en bouwkundige vereenigingen zullen worden uitgenoodigd en waarin
door verschillende sprekers de wenschelijkheid eener wettelijke regeling zal worden toe-
gelicht. Het Bestuur zal zich daarna tot de Regeering wenden, om, onder verwijzing naar
de in het rapport vervatte beginselen, aan te dringen op een spoedige behandeling van
dit onderwerp.

Namens het Bestuur van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond,

H. E. VAN GELDER, Secretaris.

7
 
Annotationen