Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 3.1910

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Muller, Samuel: De authoriteit van Pieter Saenredam
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19799#0209

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE AUTHORITEIT VAN PIETER SAENREDAM.

In een vorig nummer van dit »Bulletin" heeft Prof. Six geprotesteerd tegen het
oordeel, door Hofstede de Groot eenige jaren geleden uitgesproken over de kerkschilderingen
van Pieter Saenredam.

Saenredam, dus had deze gezegd, «schildert de kerken, die (hij) ziet, uit liefde voor
de architectuur; (zijn) eenig streven is, de bestaande gebouwen zoo getrouw mogelijk weer

te geven, zonder zich om iets anders dan architectuur te bekommeren.....Dat (hij) zijn

hoogste streven bereikt acht, wanneer hij eenig bouwwerk zoo nauwkeurig mogelijk heeft
afgebeeld, verleent natuurlijk aan zijne schilderijen een architectonische waarde, welke die
zijner vakgenooten niet bezitten. Grooter waarde nog dan zijne schilderijen bezitten zijne
teekeningen. Deze toch voerde hij op de plaats zelve met de grootste nauwkeurigheid uit,
zoodat men van de meeste hunner nog heden ten dage nauwkeurig de plaats kan bepalen,
waar hij zijn teekenstoeltje heeft opgezet. Later schilderde hij dan met behulp van groote,
zuiver geometrisch geconstrueerde teekeningen zijne schilderijen, waarop hij vaak met
angstvallige nauwgezetheid aangaf, wanneer hij ze geteekend, wanneer geschilderd had."

Tegen dit oordeel komt Six in verzet: hij meende, »dat Saenredam hier als schilder
te kort gedaan werd, als getuige overschat". En hij resumeerde zijn oordeel over den
kunstenaar aldus: «Saenredam was voor alles schilder, en als schilder nam hij die vrijheden,
waarvan ieder kunstenaar, bewust of onbewust, gebruik moet maken, zal hij zijn aard niet
verloochenen. Een kunstenaar is geen getuige, die niets dan de waarheid heeft te verklaren
en de geheele waarheid. Hij deelt juist zooveel van de waarheid mede, als hem past om
zijn doel te bereiken; hij vult dat zoover noodig aan door zijn verbeelding. De waarheid,
die hij verkondigt, moet men dan ook niet dan met de uiterste voorzichtigheid als aanwijzing
omtrent de naakte feiten gebruiken: Saenredam is vooral colorist."

Tegen deze omschrijving van Saenredam's beteekenis als kerkschilder wensch ik op
mijne beurt op te komen, omdat ik overtuigd ben, dat zij den schilder geen recht doet.
Men versta mij wel. Over de questie, of Hofstede de Groot den schilder te kort doet
door het »over het hoofd zien zijner ontzaggelijke coloristische eigenschappen", wil ik mij
niet uitlaten; gaarne geef ik toe, dat «Saenredam's beteekenis als kunstenaar ligt in zijn
schildersblik, in zijn groote gave als colorist". Ik denk er ook niet aan, een kunstenaar
het recht te betwisten, om »van de waarheid slechts zooveel mede te deelen als hem past
om zijn doel te bereiken, en dat zoover noodig aan te vullen door zijne verbeelding" ;
alleen wil ik zeggen, dat Saenredam van dit kunstenaarsrecht, voor zoover mij bekend is,
geen gebruik heeft gemaakt. Ik beweer, 1J. dat Saenredam niet gewoon is, om ter wille
van het picturale effect aan zijn model details toe te voegen, die daarbij niet behooren.
2°. dat de enkele onjuiste mededeelingen, die hij ons overlevert, te wijten zijn aan onbedreven-
heid, niet aan moedwillige vervalsching van zijn model. Saenredam, zoo resumeer ik dus,
bewonderenswaardig als colorist, heeft daarom toch niet minder beteekenis als betrouwbaar
getuige van het verleden. Ten einde deze stellingen overtuigend te bewijzen, wil ik hier

197
 
Annotationen