Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Het koningshuis te Renen
DOI Artikel:
Feith, J. A.: De twaalfde eeuwsche vondst te Groningen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0085

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
1720) heeft de familie van den hoofdschout van Renen, den heer Smissaert, door het te
huren haar prestige niet onbelangrijk verhoogd. Maar natuurlijk was het uitgestrekte gebouw
toch geen voordeelig bezit voor den Engelschen vorst, die het liet beheeren door het
Hannoversche domeinbestuur: allengs is het vervallen. In 1748 was het zóóver gekomen,
dat de architect Von Bonn, die het opnam, eene geheele restauratie moest voorstellen, die
ook inderdaad in het volgende jaar heeft plaats gehad: »Renovatum Anno 1749” stond
sedert in den gevel -1). Maar op den duur waren geene huurders te vinden voor het uitgestrekte
paleis: alleen de Hannoversche rentmeester bewoonde het. Toen werd het onderhoud van
het improductieve perceel eerst recht moeielijk, en op den duur was het verval niet meer
tegen te gaan. In 1771 werd het gebouw nogmaals opgenomen, in 1802 alweder2). Toen
bleken vele vloeren verrot en ingezakt; de schoorsteen van eene der hoekkamers was
ingestort; in een der kabinetten ontbraken deuren en vensters geheel. De architect stelde
dan ook voor, de twee vleugels, die zeker onherstelbaar bleken, in te korten en het geheele
prachtige trappenhuis af te breken ; reeds vroeger was de moestuin verkocht en naar den tuin
overgeplaatst. Het is niet waarschijnlijk, dat de voorgestelde verbouwing nog is uitgevoerd;
want in 1812 is het geheele gebouw, dat ook nog (zooals zoovele gebouwen in dien tijd)
tot kazerne gediend had, voor 10.000 guldens tot afbraak verkocht aan een paar Renensche
burgers, die het vervallen paleis aanstonds met den grond gelijk gemaakt hebben.

Hij, die thans het stille stadje Renen bezoekt en den fraaien kerktoren bewondert’
vindt daar aan zijnen voet niets meer, dat hem herinnert aan den Heidelbergschen vluch-
teling. Geen spoor van het vorstelijke verblijf is meer over, — niets dan de beide fragmenten
van het fraaie gebeeldhouwde fries, die (zeldzame overblijfselen van de Utrechtsche beeld-
houwkunst van 1630!) een onderkomen gevonden hebben in het Utrechtsche museum
van oudheden. Sic transit gloria mundi!

S. MULLER Fz.

DE TWAALFDE EEUWSCLIE VONDST TE GRONINGEN.

Reeds met een enkel woord is in de vorige aflevering melding gemaakt van de
belangrijke vondst, welke op Vrijdag 17 Maart j.1. te Groningen heeft plaats gehad. Bij
het graven van een kelder onder een bestaand huis aan de oostzijde van de Oude
Ebbingestraat (4de huis ten zuiden van de Jacobijnerstraat) stiet men op het gewelf van
een dichtgemetselden beerput. Bij het openbreken bleek de put nog grootendeels gevuld
met de specie, tot welker bewaring hij bestemd was geweest. Onder in den put werden
acht koperen borstbeeldjes en een groot aantal brokstukken gedreven en gegraveerd
bladkoper gevonden.

De beeldjes zijn in zeer hoog relief uit vierkante (15.5 bij 13.5 c.M.) platen rood

1) Bij die vernieuwing is echter (blijkens latere teekeningen) niets aan het huis veranderd.

2) De teekeningen daarvan berusten in het Staatsarchief te Hannover, — photographieën van de
belangrijkste in het rijksarchief in Utrecht.

73
 
Annotationen