Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Weissman, Adriaan Willem: Het roode paard en zijn maker
DOI Artikel:
Monumentenbescherming in het Buitenland
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0213

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Dit stuk geschut ontleent zijn beteekenis niet alleen aan de wijze, waarop het te
Enkhuizen kwam, maar ook aan zijn groote kunstwaarde. Het is te Mechelen gegoten,
waar Remigius de Halut toen bezitter eener geschutgieterij was.

Mechelen was reeds in de vijftiende eeuw door zijn geelgieters beroemd, die in
Noord-Nederland niet slechts klokken, maar ook koorhekken, doopvonten, lezenaars en
soortgelijke kunstwerken leverden. Het geslacht Waghevens bloeide tusschen 1480 en
1560, dan volgt het geslacht Van den Gheyn, dat tot het laatst der achttiende eeuw
werkzaam blijft.

Het gieten van geschut had het vroegst te Neurenberg plaats; een Neurenbergsch
meester, Hans Poppenreuter, vestigde zich in 1514 te Mechelen, verkreeg daar het poorter-
recht en richtte een geschutgieterij in op een stuk grond nabij de Brusselsche Poort. In
1520 werd hij »Busmeyster ons ghenadigen Heere Keysers”. Den 26en Januari 1526
trouwde Hans Poppenruyter, zooals hij zich noemde, met Heylwiga van den Nieuwen-
huizen, gezegd Campfort, wier broeder Gerrit van den Nieuwenhuizen als meesterknecht
bij hem werkte.

Hans Poppenreuter is 24 Februari 1534 te Mechelen gestorven. Nog geen half
jaar later, 7 Juli 1534, hertrouwde zijn weduwe met Remigius ol Remy de Halut, graaf
van Bergues-Saint-Winoc. Deze edelman kwam nu in het bezit van de gieterij, waar zijn
zwager Gerrit van den Nieuwenhuizen als meesterknecht werkzaam bleef.

Toen Remy de Halut 12 December 1562 te Mechelen overleed, zette Gerrit van
den Nieuwenhuizen de gieterij voort tot zijn dood, 24 Februari 1588. Zijn weduwe,
Jannetje Suis, dreef nu de zaak met haar zoon Gerrit van den Nieuwenhuizen de Jonge
en den meesterknecht Cornelis Ammeroy. Na 1598 vinden wij Gerrit alleen aan het
hoofd der werkplaats, en als hij in 1626 sterft, volgt zijn zoon Jasper hem op. Doch
het bedrijf ging in 1636, toen Jasper stierf, te niet.

Wijlen A. J. M. Brouwer Ancher heeft indertijd in »Oud-Holland” medegedeeld,
hoe het stadsbestuur van Amsterdam »een goet ende ervaren bosgieter” wilde aanstellen
»omme geschut te mogen ghieten”. In 1599 viel de keuze op Cornelis Ammeroy, die
zich verbond, om in October van dat jaar te Amsterdam te komen wonen. Een gieterij
werd op een bolwerk bij de Regulierspoort gebouwd, en Ammeroy bleef daar zijn bedrijf
uitoefenen tot hij in November 1606 stierf. Het schijnt niet onmogelijk, dat zijn opvolger,
Gerrit Koster, ook uit Mechelen afkomstig was.

A. W. WEISSMAN.

MONUMENTENBESCHERMING IN HET BUITENLAND.

Voor het Groothertogdom Oldenburg is een wet uitgevaardigd, waarbij niet alleen
onroerende, maar ook roerende monumenten beschermd worden. Wij nemen hier over
hetgeen daaromtrent in den «Cicerone” van Augustus geschreven wordt.

«De eerste werkelijk sterk ingrijpende wet tot bescherming van monumenten in

202
 
Annotationen