Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Visscher, R.: Iets over Leeuwardens verleiden
DOI Artikel:
Boeles, P. C. J. A.: Beschrivjing der Leeuwarder Monumenten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0084

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het uiterlijk voorkomen der stad heeft zich in dit tijdvak sterk gewijzigd. Grachten,
die als verkeerswegen hare beteekenis hadden verloren, werden gedempt en nieuwe kanalen
zijn gegraven ten behoeve van de steeds toenemende scheepvaart. Hieronder moet in de
eerste plaats het Nieuwe Kanaal genoemd worden, waardoor Leeuwarden eene betere aan-
sluiting verkreeg op het grootscheepsvaarwater van Groningen naar Stavoren en de Lemmer.
Twee belangrijke uitbreidingen, één naar de zuidzijde en één naar den oostkant hebben
de stad, die hare wallen heeft verbroken, aanmerkelijk vergroot. Ook elders verrezen
nieuwe wijken, terwijl oude stadsgedeelten, welke bouwvallig of voor de gezondheid
nadeelig waren, zijn gesloopt. Verscheiden schilderachtige plekjes moesten daarbij worden
opgeofferd en lommerrijke wandelingen en fraaie beplantingen zijn verloren gegaan. Doch
Leeuwarden heeft nog zijn Prinsentuin, dat erfdeel onzer Friesche stadhouders, en bezit
sedert 1906 eene nieuwe wandelplaats in het Rengerspark.

Ondanks deze uitbreidingen en de gestadige toename der bevolking blijft Leeuwarden
het karakter behouden van eene rustige provinciestad, die slechts op marktdagen eene
groote levendigheid ontwikkelt.

R. VISSCHER.

n - ■ ■ .——:-■ ■ ■ z . —= ■

BESCHRIJVING DER LEEUWARDER MONUMENTEN.

Wopke Eekhoff, de enthusiaste archivaris van Leeuwarden, gaf in 1846 eene
geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden. Dit werk, geschreven met eene bewonderens-
waardige kennis van alles wat er destijds uit archieven of op andere wijze betreffende
dit onderwerp bekend kon zijn, is volgens onze tegenwoordige opvattingen al te karig
en gebrekkig geïllustreerd. Juist daarom was het aangekondigde bezoek van den Ned.
Oudheidkundigen Bond eene welkome aanleiding om thans een rijker geïllustreerd over-
zicht van die monumenten te geven, in verband ook met onderscheidene, niet onbelangrijke,
na 1846 bekend geworden gegevens en vondsten.

Waar uit de zeer vroege middeleeuwen geen Leeuwarder bouwwerken of zelfs
archivalia zijn overgebleven, willen wij aan de eigenlijke beschrijving der monumenten
vooraf laten gaan eene bespreking der meest belangrijke oudheidkundige voorwerpen,
hier ter stede ontgraven of tot onze stad betrekkelijk.

Het terrein, thans ingenomen door Leeuwarden, werd reeds omstreeks de eerste
eeuwen n. C. bewoond. De daar liggende terpen mogen immers, nu zulks in het algemeen
met deze hoogten het geval is, geacht worden in oorsprong minstens tot die tijden terug
te gaan. Eerst in den Karolingischen tijd bereikten zij hunnen tegenwoordigen omvang
en hoogte. Hunne hellingen zijn duidelijk te herkennen, o. a. in de Groote en in de
Kleine Hoogstraat. Dat de Oldehove op een terp gebouwd zoude zijn, zooals dikwijls
aangenomen werd, is m. i. niet aannemelijk, althans ontbreken daarvoor de zekere gegevens.

Enkele voorwerpen, bij het graven van fundamenten voor den dag gekomen,

72
 
Annotationen