Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Gelder, H. E. van: De verbouwing van het departement van binnenlandsche zaken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0036

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De Binnenhofgevels aan den Vijver omstreeks 1600, reconstruct

^°°r ^en Rijksbouwmeester

voor

de Monumenten, Ad. Mulder.

DE VERBOUWING VAN HET DEPARTEMENT VAN
BINNENLANDSCHE ZAKEN.

In de laatste maand van 1912 heeft het ernstig gevaar, dat het Binnenhof, ons meest
nationale monument, door een nieuwe verbouwing, nu van het Departement van Binnen-
landsche Zaken, ernstig schade zou lijden, de geesten bezig gehouden en menige pen in
beweging gebracht. In de Tweede Kamer voerde de onvermoeide — men zou haast zeggen de
onvermoeibare — kampioen voor onze monumenten, Jhr. De Stuers, een krachtig pleidooi
tegen de ministerieele plannen, daar buiten zijn, zoowel in een adres van onzen Bond als van
verschillende andere kanten ernstige bezwaren geopperd, welke door ondergeteekende in een
kleine brochure ]) zijn samengevat, en nader aangedrongen. Bij de behandeling in de Tweede
Kamer werd reeds iets bereikt: een Ministerieele belofte van nadere overweging bewerkte,
dat het wetsontwerp werd aangenomen, maar de Kamer zelf zou van die overweging
niets meer hooren. Alle hoop van hen, die het Binnenhof redden wilden was dus op de
Eerste Kamer. Niet ten onrechte. Immers reeds in het Voorloopig Verslag, waarmede zij
’s Ministers ontwerp beoordeelde, bleek zij overtuigd van de bezwaren, die van verschillende
zijden waren geopperd: het doen verdwijnen van de schuine rooilijn tusschen de beide
poorten, het onlogisch verrestaureeren van de gevels aan den Vijverkant, het onder-
scheppen van het licht voor het Mauritshuis. Zij voegde daar nog een grief bij: de
onmogelijkheid om de voor haar, Eerste Kamer-zelf, zoo noodige ruimtevermeerdering te
verkrijgen indien Waterstaat op het Binnenhof bleef.

In dat stadium zond de Nederlandsche Oudheidkundige Bond een gemotiveerd adres 1

1) Eerst in artikel-vorm in de (Groene) Amsterdammer verschenen, daarna met meer illustratie-
materieel en ook wat den tekst betreft uitgebreid, uitgegeven door Ms. Nijhoff als: »Een Nationaal
Monument in Gevaar”.

ook [bij deze Kamer in, aandringende op verwerping van het wetsontwerp, tenzij tegemoet
gekomen zou zijn aan de ernstige bovengenoemde bezwaren. Zoodra dit bekend was
zonden niet minder dan 23 vereenigingen in den lande, waaronder Heemschut, het
Historisch Genootschap, het Zeeuwsch Genootschap, het Friesch Genootschap, Gelre, de
Historische afdeeling van de Leidsche Maatschappij van Letterkunde, die Haghe, Pulchri
Studio, Arti et Amicitiae en St. Lucas, de Bond van Ned. Architecten, Architectura et
Amicitia, de Prov. Zuid-Hollandsche en de Prov. Utrechtsche Archaeologische Commissiën,
enz., enz., adhaesie-betuigingen, de Maatschappij voor Bouwkunst stuurde een zelfstandig
adres. Wel een bewijs — indien dat nog noodig ware — dat in die kringen algemeen
het gevoelen van de bestrijders der ministerieele plannen werd gedeeld.

De minister, intusschen, had het algemeen verzet niet onbeantwoord kunnen laten.
Zijn belofte aan de Tweede Kamer inlossende, liet hij ernstige proeven nemen ten opzichte
de gevaren voor het Mauritshuis. Te ernstig haast, want ook zonder de kostbare stellage,
die gebouwd werd, moest het duidelijk zijn, dat men daar met een hoog gebouw kwaad
zou doen. Dat werd dan ook toegegeven en de plannen werden zóó gewijzigd, dat ten
opzichte van dit punt de bezwaren van den adviseur en den directeur van het kostelijk
museum, Dr. Bredius en Dr. Martin zijn opgeheven. Een gelukkig feit, waarvoor den
Minister zeker dank gebracht mag worden, maar dat dezerzijds niet als de hoofdzaak
beschouwd werd. In mijn brochure: »Een Nationaal Monument in gevaar”, schreef ik:
»de bedreiging van het Mauritshuis, was een vergissing, een ongelukkig oogenblik, een
onnadenkendheid. Die is gemakkelijk terug te nemen.” Maar de andere bezwaren zijn
»veel belangrijker”, ze zijn «principieel”. Men was bevreesd, dat de Minister, overdadige
aandacht wekkende voor zijn behandeling van het bezwaar, waaraan hij van plan was toe
te geven, die aandacht zou trachten af te leiden van de gewichtiger punten, ten opzichte
waarvan hij besloten had vol te houden.

24

25
 
Annotationen