Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Huizinga, Johan: In Memoriam: Jhr. Mr. J. A. Feith
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0055

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Tien dagen later was hij heengegaan. Wij zullen geen anecdota Groningana uit
zijn mond hooren : een zeer eigenaardige bron van cultuur- en zedengeschiedenis is voor
altijd gesloten. Maar veel meer dan dat smart het ons, dat wij die stem zelve niet meer
zullen hooren, en niet meer zullen genieten van den omgang met dien echten, goeden vriend.

J. HUIZINGA.

BOEKBESPREKINGEN.

HET JAARBOEKJE VOOR BEELDENDE KUNSTEN. 1913. Amsterdam, Larensche

Kunsthandel.

Saamgesteld door N. van Harpen met medewerking van J. Gratama, CornelisVeth,
Tjipke Visser en R. W. P. de Vries Jr., geeft dit eerste »jaarboekje” zeer zeker veel

belangrijks te lezen. De medewerkers van den Heer van Harpen geven er, elk op zijn

gebied, een overzicht van de gebeurlijkheden van beteekenis in ’t afgeloopen jaar, respec-
tievelijk op het gebied der bouwkunst, schilderkunst, beeldhouwkunst en kunstnijverheid.
Dit gedeelte van den inhoud beantwoordt geheel aan de verwachtingen. Indien ieder
jaar ons dergelijke overzichten over het afgeloopene brengt, mogen wij tevreden zijn.

Evenwel, men mag van een jaarboekje ook eischen, dat het »bij” is wat betreft
het jaar, waarvoor het is bestemd. Dit nu is geenszins het geval. In de eerste plaats zijn
de opgaven betreffende de instellingen, die er in zijn genoemd, niet alle juist noch alle

volledig. Waar b.v. bij het Rijksmuseum te Amsterdam de leden der commissie van

toezicht met name worden genoemd, wordt bij het Gemeente-museum te ’s-Gravenhage
van die commissie niet eens gerept. Als Directeur van dit Museum wordt nog opgegeven
de Heer A. J. Servaas van Rooyen, die reeds 31 December 1911 is afgetreden. Van de
commissie voor het Museum Boymans wordt slechts de voorzitter vermeld. De opgave
omtrent de openstelling van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen is onjuist. De naam
van den Directeur van het Gemeentemuseum te Haarlem en die van den Conservator
van het museum te Leeuwarden zijn verkeerd gespeld; enz.

Van sommige musea wordt de geschiedenis in ’t kort verhaald, b.v. bij het Museum-
Mesdag, waarbij het schenkingsjaar wordt genoemd, dat evenwel bij de geschiedenis van
het Museum Meerman weer niet genoemd wordt. Bij tal van andere musea, b.v. bij het
Museum Willet-Holthuysen en het Museum Fodor, is de wordings-geschiedenis weggelaten.

De systematiek is bij de rubriek »Musea’s” (sic!) geheel zoek. Zij zijn niet
alfabetisch naar de plaatsen, noch in iedere plaats volgens eenig systeem gerangschikt.
Eerst komt Amsterdam, dan Den Haag, daarna Rotterdam, Dordrecht, Haarlem, Leiden,
Delft, enz. In Amsterdam komt ’t Rijksmuseum eerst, in Den Haag eerst ’t Gemeente-
museum, dan het Museum voor kunstnijverheid, daarna de drie Rijksmusea (Mauritshuis,
Museum Mesdag, Museum Meerman).

De volledigheid dezer rubriek laat veel te wenschen. Terwijl de vermelding van

44
 
Annotationen