Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Mauritshuis, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0089

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
MAURITSHUIS.

Reeds geruimen tijd bestond het plan, om het gebouw van binnen zoodanig in
te richten, dat een voor de schilderijen nog beter passende, deftiger omgeving zou ontstaan
en tevens de binnenarchitectuur meer tot haar recht zou komen. Toen, door de bemoeiingen
van den Rijksbouwmeester den Heer D. E. C. Knuttel, vanwege het Departement van
Waterstaat de benoodigde gelden waren toegestaan, kon, twee jaar geleden, met de
uitvoering een begin worden gemaakt. De veranderingen, die sedert zijn aangebracht,
betreffen de vestibule, de trappen en alle zalen.

Na den brand van 1704 is het gebouw in Lodewijk XlV-stijl hersteld. In 1718
waren die herstellingen afgeloopen. Alle houtwerk van deuren, ramen, vensterbanken,
lambrizeeringen, schoorsteenmantels enz. werd in eikenhout uitgevoerd, uitgezonderd de
gebeeldhouwde lindenhouten onderdeden van schoorsteenmantels en van de betimmering
der rijk versierde benedenzaal aan de Vijverzijde. Al dit hout werd toen dadelijk geverfd,
groen met goud, in enkele vertrekken wit met goud. In de 19de eeuw, vermoedelijk bij
de herstellingen van 1821, heeft men veel van de betimmeringen gesloopt, o. a. bijna de
geheele lambrizeering in de groote bovenzaal aan de Vijverzijde, de drie groote dubbele
deuren, die van de bovenzalen naar het trapportaal leidden, de architraven en het verdere
houtwerk, behoorende bij die deuren en bij de deuren der vertrekken naast de groote
zaal boven, enz. Hier en daar werd het eikenhout door vurenhout' vervangen. Ook werden
alle schoorsteenmantels boven, op twee na, gesloopt, terwijl in 1821 ook het plafond met
koepeltje, aangebracht in de groote bovenzaal aan de Vijverzijde, verdween. Men heeft,
voordat de toestand verkregen werd, die aan den tegenwoordigen voorafging, empire-
versieringen in stuc aangebracht, o. a. aan de doorgangen van de trapzaal naar de andere
zalen. De sporen daarvan zijn in 1911 bij de herstellingen gevonden.

Vervolgens heeft men — vermoedelijk bij het inrichten van het gebouw tot museum
(in 1820 en 1821) — het verstandigste gedaan wat in de gegeven omstandigheden mogelijk
was om een interieur te verkrijgen, waarin de schilderijen behoorlijk tot hun recht kwamen:
men heeft n.1. alle houtwerk geverfd in eiken kleur, zoodat geen groene lambrizeeringen
of vensterluiken de schilderijen schaadden. Helaas heeft men toen ook de meeste plafonds
en het stucwerk van eenige schoorsteenmantels bruin geverfd of bruin met grijs. Zoo
was tenslotte het weinige, dat nog aan het interieur van 1718 herinnerde, al te zeer op
den achtergrond gedrongen.

Later is er blijkbaar zoo nu en dan eens geld beschikbaar geweest om iets onder-
handen te nemen en daaraan danken wij de restauratie der prachtige trapleuningen en
het afloogen van het eikenhout in twee benedenvertrekken.

Toen nu in 1910 aan ingrijpender herstelling kon worden gedacht, rees de
moeilijkheid, dat aan het steeds streng doorgevoerd principe, het interieur nergens sterker
te laten spreken dan de schilderijen, ook nu terdege de hand moest worden gehouden.
Een »stilgerechte” herstelling was dientengevolge slechts op sommige punten mogelijk

78
 
Annotationen