Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 6.1913

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Six, Jan: Tweede voorloopig bericht omtrent de schilderingen in de kap van de zuider- of St. Pancraskerk te Enkhuizen
DOI Artikel:
Stellingen betreffende de inrichtung van een historisch Museum
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19802#0099

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Het vermoeden, een vorig jaar uitgesproken, omtrent de antitypen van 8 en 9
werd dus ten volle bevestigd. De tijdsorde wordt in vak 2 en 3, 8, 9 en 10 verwisseld.
Toch was het een verrassing de doop in het laatste vak te vinden. Een verklaring van
dit feit is allicht te geven door de veronderstelling, dat aan het begin van dit schip, onder
deze voorstelling, het doopvond zal hebben gestaan. Daar in het noordwesten was er de
aangewezen plaats voor.

In het vak van Naaman den Syriër ontbreken weer enkele planken en waren verscheidene
van hunne plaats geraakt. De commissie heeft deze voorzichtig doen losmaken en ze weer
in hun verband gebracht, waardoor het oude geheel in hoofdzaak herwonnen wordt.

Mag ik ten slotte nog eene gissing wagen omtrent wat het zuiderschip doet ver-
wachten, dan veronderstel ik dat daar, aan de hand van de »Spieghel” de volgende
antitypen uit de lijdensgeschiedenis zijn aangebracht, waartegen de typen, daar men telkens
de keus uit drie heeft, natuurlijk niet te raden zijn :

11. judas-kus.

10. Bespotting.

9. Geeseling.

8. Doornenkroning.

7. Kruisdraging.

6. Nageling aan het kruis.

5. Kruisiging.

4. Beweening (kruisaflating).

3. Graflegging.

2. Verlossing van de heilige vaderen uit
de hel.

1. Opstanding.

Terwijl de apsis, zooals zoo dikwijls, het geheel met het laatste oordeel zal besluiten.
Hier zal de schilder zich wel meer dan in den boom van Jesse aan zijn voorbeeld kunnen
houden, maar toch in plaats van zooals gewoonlijk te volgen of te vereenvoudigen er
niet weinig van het zijne moeten bijvoegen, om de gegeven ruimte te vullen.

J. SIX.

STELLINGEN BETREEFENDE DE INRICHTING VAN EEN
HISTORISCH MUSEUM.

(Ingezonden door de daartoe benoemde Commissie van den Bond).

I. Het Rijksmuseum voor schoone kunsten behoort te bevatten afdeelingen, gewijd
aan de schilderkunst, de teeken- en graveerkunst, de beeldhouwkunst, de bouwkunst en
de kunstnijverheid.

Dit museum behoort zoodanig gerangschikt te worden, dat het een overzicht geeft
van de historische ontwikkeling en de vervormingen van den kunststijl en het schoon-
heidsbegrip.

II. Voorwerpen, die — al zijn zij ook producten van bovengenoemde kunsten —
alleen of vooral waarde hebben als herinneringen aan geschiedkundige toestanden, feiten
of personen, behooren niet in dit museum, maar in een afzonderlijk Historisch museum.

N.B. Het Nederlandsche museum voor geschiedenis en kunst duidt reeds door zijnen naarn
zijne tweeslachtigheid aan; het schilderijen-museum doet dit door zijn wezen niet minder. Deze

88
 
Annotationen