Dat oorspronkelijk de vensters der kerk slechts klein waren, kan men aan die
van de noordzijde zien.
Toen, omstreeks 1500, de uitbreiding naar den zuidkant plaats vond, is, vermoedelijk,
ook het sierlijke torentje op het kerkdak geplaatst. Het vertoont althans laat-Gothische
vormen, en verleent aan de silhouet, vooral wanneer men het gebouw van het zuidoosten
beschouwt, veel schilderachtigheid. Ook de kosterswoning, die een aardig 17de eeuwsch
trapgeveltje bezit, draagt tot dit effect niet onbelangrijk bij. Waarschijnlijk heeft het
torentje reeds van den aanvang af een klok gehad. De tegenwoordige werd in het jaar
1763 door J. en P. Verbrugge te ’s-Gravenhage gegoten.
Van binnen bevat het gebouw niet veel merkwaardigs. Een eenvoudige galerij en
een geverfd gestoelte, beiden uit de 17de eeuw, een gebrandschilderd wapen in het oostelijk
koorvenster, zes kaarskronen en achttien wandarmen, ziedaar alles, wat de aandacht trekt.
Ook de zoogenaamde St. Janskamer, aan de zuidoostzijde der kerk gelegen, bevat geene
andere merkwaardigheden dan een bord met »Diaken Comptoir” boven den ingang en
twee fraai op perkament geteekende wapens.
De zerken van twee der voormalige St. Jansheeren bevinden zich nog in de kerk,
en wel van Bartout van Assendelft, ridder, die in 1443, en van Frederik Cusebant, die
in 1581 overleed.
De St. Anna- of Nieuwe Kerk is, van 1645—1649 ter plaatse der toen afgebroken
kerk van het vroegere St. Anna-klooster gebouwd. Men leest dit laatste jaartal in den
oostelijken gevel.
Het gebouw bestaat uit twee elkander kruisende beuken, met tongewelven gedekt.
De hoeken, door de snijding dezer beuken gevormd, worden ingenomen door lagere
vierkante beuken, die zolderingen met caissons hebben. De beuken worden gescheiden
door pijlers en zuilen van de Jonische orde. Jacob van Campen heeft het gebouw ont-
worpen, en daarvoor, in 1649, een vereering van het Haarlemsche stadsbestuur ontvangen.
Reeds in 1645 had Salomon de Bray, de bekende schilder, er een plan voor gemaakt,
dat echter niet is uitgevoerd. Na hem kwamen twee Haarlemsche burgers met een denkbeeld
bij Burgemeesteren, om de kerk als één zaal van groote breedte, zonder zuilen of andere
steunsels, te maken. De stedehjke deskundigen waren evenwel van oordeel, dat dit denkbeeld
met uitvoerbaar was, waarop Van Campen te hulp werd geroepen.
De lijnen van den plattegrond, die aan dien, welke Galeazzo Alessi bij den bouw
van Santa Maria di Carignano te Genua gebruikt had, herinneren, geven blijk van de
groote talenten, die Jacob van Campen bezat. De Jonische pijlers en zuilen, streng naar
Palladio gedetailleerd, geven deftige waardigheid aan het interieur, dat met zijn vrijstaanden
predikstoel, zijn overvloedige verlichting en zijn houten, met wapens beschilderde, ge-
welven als een goed type eener Hervormde kerk mag gelden. Ook de fraaie koperen
kaarskroonen, wandarmen en lezenaar, alles uit den tijd der stichting, verdienen een
aandachtige beschouwing.
Van buiten is de kerk uiterst eenvoudig. De versiering bepaalt zich tot een Dorisch
121
van de noordzijde zien.
Toen, omstreeks 1500, de uitbreiding naar den zuidkant plaats vond, is, vermoedelijk,
ook het sierlijke torentje op het kerkdak geplaatst. Het vertoont althans laat-Gothische
vormen, en verleent aan de silhouet, vooral wanneer men het gebouw van het zuidoosten
beschouwt, veel schilderachtigheid. Ook de kosterswoning, die een aardig 17de eeuwsch
trapgeveltje bezit, draagt tot dit effect niet onbelangrijk bij. Waarschijnlijk heeft het
torentje reeds van den aanvang af een klok gehad. De tegenwoordige werd in het jaar
1763 door J. en P. Verbrugge te ’s-Gravenhage gegoten.
Van binnen bevat het gebouw niet veel merkwaardigs. Een eenvoudige galerij en
een geverfd gestoelte, beiden uit de 17de eeuw, een gebrandschilderd wapen in het oostelijk
koorvenster, zes kaarskronen en achttien wandarmen, ziedaar alles, wat de aandacht trekt.
Ook de zoogenaamde St. Janskamer, aan de zuidoostzijde der kerk gelegen, bevat geene
andere merkwaardigheden dan een bord met »Diaken Comptoir” boven den ingang en
twee fraai op perkament geteekende wapens.
De zerken van twee der voormalige St. Jansheeren bevinden zich nog in de kerk,
en wel van Bartout van Assendelft, ridder, die in 1443, en van Frederik Cusebant, die
in 1581 overleed.
De St. Anna- of Nieuwe Kerk is, van 1645—1649 ter plaatse der toen afgebroken
kerk van het vroegere St. Anna-klooster gebouwd. Men leest dit laatste jaartal in den
oostelijken gevel.
Het gebouw bestaat uit twee elkander kruisende beuken, met tongewelven gedekt.
De hoeken, door de snijding dezer beuken gevormd, worden ingenomen door lagere
vierkante beuken, die zolderingen met caissons hebben. De beuken worden gescheiden
door pijlers en zuilen van de Jonische orde. Jacob van Campen heeft het gebouw ont-
worpen, en daarvoor, in 1649, een vereering van het Haarlemsche stadsbestuur ontvangen.
Reeds in 1645 had Salomon de Bray, de bekende schilder, er een plan voor gemaakt,
dat echter niet is uitgevoerd. Na hem kwamen twee Haarlemsche burgers met een denkbeeld
bij Burgemeesteren, om de kerk als één zaal van groote breedte, zonder zuilen of andere
steunsels, te maken. De stedehjke deskundigen waren evenwel van oordeel, dat dit denkbeeld
met uitvoerbaar was, waarop Van Campen te hulp werd geroepen.
De lijnen van den plattegrond, die aan dien, welke Galeazzo Alessi bij den bouw
van Santa Maria di Carignano te Genua gebruikt had, herinneren, geven blijk van de
groote talenten, die Jacob van Campen bezat. De Jonische pijlers en zuilen, streng naar
Palladio gedetailleerd, geven deftige waardigheid aan het interieur, dat met zijn vrijstaanden
predikstoel, zijn overvloedige verlichting en zijn houten, met wapens beschilderde, ge-
welven als een goed type eener Hervormde kerk mag gelden. Ook de fraaie koperen
kaarskroonen, wandarmen en lezenaar, alles uit den tijd der stichting, verdienen een
aandachtige beschouwing.
Van buiten is de kerk uiterst eenvoudig. De versiering bepaalt zich tot een Dorisch
121