Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
In Memorian: Mr. A. E. H. Goekoop
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0285

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
IN MEMORIAM, Mr. A. E. H. GOEKOOP.

28 April 1859—24 September 1914.

Voor wie het voorrecht gehad hebben nu en dan te worden toegelaten in die
groote kamer in Cats’ oude buitenhuis, waar het uitzicht over het wijde grasveld
harmonieerde met de stille vredigheid binnen, en het stadsgedruisch amper nu en dan
als iets héél vers werd gehoord, — voor hen was het plotseling einde van Mr. Goekoop
van een aangrijpende tragiek, en bij zijn ter aarde bestelling moesten zij wel als treffend
juist het woord van een zijner beste vrienden erkennen, dat zijn leven schetste als een
«worstelend zoeken naar het hoogste, dat de mensch deelachtig kan worden.” Ook op
deze plaats mag en moet hij herdacht worden, omdat hij warm gevoelde voor oudheidkundige
belangen, en daarvoor veel, en meer dan men weet, heeft gedaan. Menige goede zaak
heeft hij door zijn krachtigen steun doen slagen, ook op ons gebied, vaak onder uitdrukkelijk
beding, dat zijn naam zou worden verzwegen. In de naaste omgeving, in zijn woonplaats,
voor welker historie en ontwikkeling hij groote belangstelling had, hebben verschillende
instellingen en vereenigingen van wetenschap en kunst daardoor veel aan hem te danken. Maar
vóór alles was het de Grieksche oudheid, die zijn liefde had. Als aanknoopingspunt van
deze met zijn vaderland kan men zijn belangstelling voor het gymnasiaal onderwijs
noemen, en vooral de royale wijze, waarop hij het Haagsche gymnasium, — waarvoor hij
den bouwgrond aan de Gemeente geschonken had, — bedacht met een groote verzameling
afgietsels van karakteristieke Grieksche beelden en munten. Min of meer in dezelfde lijn
lag zijn medewerking aan de vereeniging Arentsburg, die de opgraving ten doel heeft
der oud-Romeinsche nederzetting bij Voorburg.

Maar zijn belangrijkste werk deed hij in Griekenland-zelf, waar hij met groote
financieele offers prof. Dörpfeld, directeur van het Duitsche instituut te Athene, in staat
stelde zijn opgravingen, o. a. te Tiryns, ten uitvoer te brengen, welke licht verspreiden
konden over de oude Mykeensche beschaving. Door eigen studie werkte hij zich in in
de daarmede samenhangende vraagstukken van de Homerische gedichten, speciaal van de
woonplaats van Odusseus. In zijn verhandeling «Ithaque la Grande” kwam hij daaromtrent
tot een, van de theorie van Schliemann en Dörpfeld afwijkende conjectuur, namelijk dat
niet het kleine, tegenwoordig Theaki genoemde, eiland, maar een deel van het groote
Cephalonia het Homerische Ithaka zou zijn. Onder leiding van Cavvadias zijn nadere
opgravingen en onderzoekingen daaromtrent nog aan den gang. Mr. Goedkoop gaf zich
hieraan geheel, en door zijn nauwgezetten liefdevollen arbeid heeft hij der wetenschap
een onvergetelijken dienst gedaan en onweersprekelijk bevestigd, dat de studie der klassieken
volstrekt niet uit den tijd is, als zij maar op de goede, vooroordeelsvrije wijze, waar hij
voor stond, wordt aangepakt.” Met deze woorden gedacht hem Willem Kloos, en zij
sluiten zeker geen geringe waardeering en geen geringen roem in voor den bescheiden,
ietwat schuwen man. Zóó bescheiden, dat de meesten niet wisten, hoezeer de groot-
grondbezitter en groot-exploitant, op wiens voormalig bezit een geheele stad verrees, een
liefdevol onderzoeker, een werkelijk geleerde en een schoonheid-minnend mensch was.

Om het vele, dat hij als zoodanig deed, mogen wij hem hier dankbaar gedenken.

H. E. v. G.

272
 
Annotationen