van dien gevelmuur wordt algeheel bijgewerkt, volkomen gerestaureerd, opdat een goede
aansluiting zou kunnen worden verkregen met het overige gedeelte van de Kloostergang."
De westelijke gevelmuur blijft, wegens geldgebrek, onafgewerkt. De gang is
inmiddels een flink stuk breeder geworden door de opruiming der afschuwelijke stoven-
hokken. De inspringende vakken krijgen — noodzakelijk kwaad — afsluithekken.
Ook het kapelletje met het graf van den Domproost Slaghek is gerestaureerd en
inwendig zooveel mogelijk in den ouden toestand gebracht. Eenige stukken glas uit het
hooge raam dezer kapel zijn ter hand gesteld aan den heer Muller, den archivaris, ter
bewaring in het gemeente-museum.
Opgravingen te Vechten. — In de algemeene vergadering van het Provinciaal Utrechtsch
Genootschap, gehouden den len Juni 1915, is besloten aan Dr. J. H. Holwerda voor
5 jaren achtereen een som van ƒ 700.— af te staan om opgravingen te verrichten in de
Romeinsche nederzetting te Vechten.
Reeds vele jaren geleden waren bij den aanleg van het Fort aldaar door de Genie
Romeinsche overblijfselen ontdekt. Het gevondene kreeg een plaats in de Musea te Leiden
en Utrecht. Later, in de jaren 1892—1894, zijn door het Genootschap geregelde op-
gravingen gedaan te Vechten. Een bericht van het gevondene verscheen als bijlage bij
het Verslag van het verhandelde in de algemeene vergadering van 1895. Er zijn toen
zeer veel fragmenten van Romeinsch aardewerk, in het bijzonder terra sigillata gevonden,
maar het gewenschte resultaat hadden de opgravingen niet en zij werden daarom gestaakt.
Dr. Holwerda zal nu, met de ervaring opgedaan bij de ontgraving van de Romeinsche
sterkte te Arentsburg bij Voorburg, het werk hervatten. Reeds heeft hij met middelen,
verstrekt door de Nederlandsche Anthropologische Vereeniging, een reeks proefboringen
verricht op het terrein. Westelijk van het Fort werden twee Romeinsche grachten gevonden,
op 100 M. afstand van elkander parallel loopend. In het terrein door deze grachten
omsloten werd een houten binnenbouw aangetroffen, als te Arentsburg is blootgelegd. De
vesting is uit den tijd vóór en kort na het midden der eerste eeuw, maar ook kwamen
voorwerpen uit lateren tijd aan het licht. Door militairen werden bij het aanleggen van
loopgraven ook aan de andere zijde van het Fort, Romeinsche overblijfselen gevonden.
Dr. Holwerda meent vijf jaar noodig te hebben om het terrein geheel te ontgraven.
Het Genootschap zal voor zijn Museum alle voorwerpen en fragmenten ontvangen en
alle photo's en teekeningen van de opgraving. Voor het Museum van Oudheden te Leiden
zal een kleine typen-collectie worden bestemd, inzonderheid van aardewerk, scherven enz.
De voornaamste stukken, ook de unica, worden eigendom van het Genootschap. Op die
wijze zal het Museum te Utrecht een hoogst belangrijke verzameling Romeinsche Oud-
heden verwerven.
De berichten over het gevondene zullen na afloop van de campagne in de Werken
van het Genootschap verschijnen.
287
aansluiting zou kunnen worden verkregen met het overige gedeelte van de Kloostergang."
De westelijke gevelmuur blijft, wegens geldgebrek, onafgewerkt. De gang is
inmiddels een flink stuk breeder geworden door de opruiming der afschuwelijke stoven-
hokken. De inspringende vakken krijgen — noodzakelijk kwaad — afsluithekken.
Ook het kapelletje met het graf van den Domproost Slaghek is gerestaureerd en
inwendig zooveel mogelijk in den ouden toestand gebracht. Eenige stukken glas uit het
hooge raam dezer kapel zijn ter hand gesteld aan den heer Muller, den archivaris, ter
bewaring in het gemeente-museum.
Opgravingen te Vechten. — In de algemeene vergadering van het Provinciaal Utrechtsch
Genootschap, gehouden den len Juni 1915, is besloten aan Dr. J. H. Holwerda voor
5 jaren achtereen een som van ƒ 700.— af te staan om opgravingen te verrichten in de
Romeinsche nederzetting te Vechten.
Reeds vele jaren geleden waren bij den aanleg van het Fort aldaar door de Genie
Romeinsche overblijfselen ontdekt. Het gevondene kreeg een plaats in de Musea te Leiden
en Utrecht. Later, in de jaren 1892—1894, zijn door het Genootschap geregelde op-
gravingen gedaan te Vechten. Een bericht van het gevondene verscheen als bijlage bij
het Verslag van het verhandelde in de algemeene vergadering van 1895. Er zijn toen
zeer veel fragmenten van Romeinsch aardewerk, in het bijzonder terra sigillata gevonden,
maar het gewenschte resultaat hadden de opgravingen niet en zij werden daarom gestaakt.
Dr. Holwerda zal nu, met de ervaring opgedaan bij de ontgraving van de Romeinsche
sterkte te Arentsburg bij Voorburg, het werk hervatten. Reeds heeft hij met middelen,
verstrekt door de Nederlandsche Anthropologische Vereeniging, een reeks proefboringen
verricht op het terrein. Westelijk van het Fort werden twee Romeinsche grachten gevonden,
op 100 M. afstand van elkander parallel loopend. In het terrein door deze grachten
omsloten werd een houten binnenbouw aangetroffen, als te Arentsburg is blootgelegd. De
vesting is uit den tijd vóór en kort na het midden der eerste eeuw, maar ook kwamen
voorwerpen uit lateren tijd aan het licht. Door militairen werden bij het aanleggen van
loopgraven ook aan de andere zijde van het Fort, Romeinsche overblijfselen gevonden.
Dr. Holwerda meent vijf jaar noodig te hebben om het terrein geheel te ontgraven.
Het Genootschap zal voor zijn Museum alle voorwerpen en fragmenten ontvangen en
alle photo's en teekeningen van de opgraving. Voor het Museum van Oudheden te Leiden
zal een kleine typen-collectie worden bestemd, inzonderheid van aardewerk, scherven enz.
De voornaamste stukken, ook de unica, worden eigendom van het Genootschap. Op die
wijze zal het Museum te Utrecht een hoogst belangrijke verzameling Romeinsche Oud-
heden verwerven.
De berichten over het gevondene zullen na afloop van de campagne in de Werken
van het Genootschap verschijnen.
287