Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr.1]
DOI Artikel:
Grondbeginselen en voorschriften voor het behoud, de herstelling en de uitbreidig van oude bouwwerken
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0014

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
IV.

De onder C genoemde herinneringswaarde is in den regel van gering belang. Zij
is meestal louter een gevoelswaarde, daar gegevens, die van grooter beteekenis zouden
zijn — men denke b.v. aan de inrichting van het huis van Rembrandt, toen dat nog
door hem bewoond werd —, in verreweg de meeste gevallen verloren zullen zijn geraakt.
Waar zij inderdaad nog aanwezig zijn, brengen zij het bouwwerk onder het bereik der
oudheidkundige of kunstwaarde. Het onder C genoemde gezichtspunt geeft daarom zelden
houvast voor het bepalen eener gedragslijn bij herstelling.

V.

Het belangrijkste is de onder A genoemde kunstwaarde. Zij stelt, wegens hare samen-
gesteldheid, zeer verschillende, ten deele tegenstrijdige, eischen aan het werk der herstelling.

VI.

Het onder a. bedoelde geschiedkundige bestanddeel eischt onveranderd behoud,
daar elke wijziging de waarde als bewijsstuk vermindert. Het verzet er zich echter niet
tegen, dat op zichzelf waardelooze of onbetamelijke toevoegselen worden verwijderd. Het
begrip «waardeloos” is evenwel — als straks nader aan te duiden — zeer onzeker.

VII.

Het onder b. genoemde schoonheidsbestanddeel wil de bewaring van alles wat
bijdraagt tot de schoonheid van het bouwwerk, de verwijdering van wat die stoort.

Hier kan in de eerste plaats strijd ontstaan tusschen het belang der zuiver-bouwkunstige schoonheid
en de schilderachtigheid. Voor de schilderachtigheid is van groote waarde het oud aanzien, zelfs het
vervallen uiterlijk, in het algemeen dat wat de Engelschen de »huid’’ van het gebouw hebben genoemd,
het toevallige dus, het door den tijd gewordene. De bouwkunstige schoonheid vraagt echter het gave
en volledige: niet het toevallige, maar het bedoelde.

Ook kan er strijd komen tusschen het belang der oudheidkundige en dat der schoonheidswaarde.
Uit oudheidkundig oogpunt moet men wijzigingen en zelfs belangrijke verbouwingen ontzien, omdat
zij inzicht geven in allerlei toestanden uit het verleden. De verbouwingen van een kasteel kunnen licht
geven voor de geschiedenis van zeden en gewoonten, de vergrooting eener kerk getuigt van toeneming der
bevolking, vermeerdering der godsdienstige belangstelling of iets dergelijks. Maar de schoonheidswaarde
kan door zulke veranderingen geschaad zijn.

Schilderachtigheid en oudheidkunde kunnen dus in botsing komen met de eischen der
bouwkunstige schoonheid.

VIII.

In geval herstel onvermijdelijk is, verdient het belang der oorspronkelijke bouw-
kunstige schoonheid de voorkeur, indien zij op volkomen zekere wijze hersteld kan
worden. Daar dit echter in verreweg de meeste gevallen onmogelijk moet heeten, zal het
meestal aanbeveling verdienen te voldoen aan de gemakkelijker te bevredigen eischen
van oudheidkunde en schilderachtig aanzien. Men vergete ook niet, dat de schoonheids-
waardeering in verschillende tijden uiteenloopt en dat persoonlijke smaak een zeer
onbetrouwbare leidsman is.

2
 
Annotationen