Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0235

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BOEKBESPREKING.

DE NEDERLANDSCHE MUSEA.

In de laatste dagen van Juni verscheen de eerste aflevering van het onder redactie
van Jonkvr. C. Engelen en Dr. H. P. Coster verschijnend tijdschrift »De Nederlandsche
Musea” (Utrecht, Biegelaar en Jansen), hetwelk zich ten doel stelt om meer bekendheid
te geven aan de schatten onzer musea, door hiervan goede afbeeldingen te reproduceeren,
met een korte aanduiding van het afgebeelde.

De eerste aflevering bevat 3 platen van beeldwerk te Utrecht, 3 van Japansche
waterverfteekeningen uit het Ethnographisch museum te Leiden, 2 van schilderijen in het
Rijksmuseum te Amsterdam, 2 van porcelein en naaldwerk uit het Gemeentemuseum te
’s-Gravenhage en 2 van kisten (cassone) uit het Nederlandsch museum te Amsterdam.
Aan afwisseling dus zeker geen gebrek. De afbeeldingen zijn over het algemeen zeer
goed; alleen n°. 11 had wat scherper kunnen zijn.

Hierbij is gevoegd een artikel van Mr. S. Muller F.zn over de beelden der graftombe
van bisschop Rudolf van Diepholt, die in de aflevering zijn afgebeeld.

Behalve dit doorwerkt artikel van Mr. Muller, zijn de overige afbeeldingen slechts
zeer sober door enkele regels toegelicht. Zoo wordt van de Japansche stukken wel vermeld,
dat zij gemaakt zijn naar schermen uit de 12de eeuw, doch is zelfs niet bij benadering
aangegeven uit welken tijd de afgebeelde teekeningen zelf stammen. De in telegramstijl
gewrongen bijschriften schijnen daardoor wel wat te beperkt. Zoo zouden wij bij de
schilderijen uit Amsterdam ook gaarne vermeld zien, dat zij in 1628 zijn geschilderd en
afzonderlijk op grooter schaal de signatuur zien afgebeeld.

Zoude het ook niet eenvoudiger zijn om deze korte bijschriften onder de afbeeldingen
zelf te plaatsen? De losse blaadjes (waarom van kleiner formaat?) gaan maar al te
gemakkelijk verloren.

Over de keuze der afgebeelde voorwerpen ware het onbillijk om na deze enkele
aflevering een oordeel te vellen, ook al schijnt die ruimte te laten tot opmerkingen.

Het tijdschrift als geheel kan eene nuttige bijdrage worden voor de kennis van de
belangrijkste zaken in onze musea, een bronnenmateriaal, dat wij gaarne in ruimen kring
verspreiding toewenschen en een langdurig bestaan. Daarom veroorloofden wij ons bij
deze aflevering enkele bescheiden opmerkingen, die wij aan de redactie in overweging
geven. Wij vertrouwen, dat de verschillende museumdirecties gaarne zullen medewerken
en bevelen het tijdschrift ook gaarne aan in de belangstelling van onze lezers.

J. C. O.

□ □ □

DÜD

223
 
Annotationen