Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Restauraties in historischen en in zoogenaamden nieuwen stijl: Antwoord aan Dr. Jan Kalf
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Nederlandsch Museum voor geschiedenis en Kunst Aanwinsten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0128

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
kracht op het restaureeren in historischen stijl werd aangedrongen. Verder heb ik het
oog op de Belgische Commissie voor monumenten, autoriteiten wier bekwaamheid en
inzicht op restauratiegebied zoo maar niet, in een vloek en een zucht, zijn weg te cijferen.

Zoo konden wij lezen, dat het Gemeentebestuur van Leuven, voorgelicht door
bovengenoemde Commissie, onder een groot aantal ingezonden plannen voor de reconstructie
van de markt aldaar zich heeft neergelegd bij een herbouw der oude huizen »de Moriaan”
en »het Woud”, terwijl de andere gevels in den stijl der 15de-, 16de- en 17de-eeuwsche
Vlaamsche renaissance-stijl worden opgetrokken. Ja men gaat daar zelfs zoo ver om een
mooi Gothisch gebouw, genaamd »de Ronde Tafel”, naast het stadhuis, dat sedert een
halve eeuw verdwenen is, weer op te bouwen naar de nog bewaarde plannen van
Mathias Laijens, den bouwmeester van het stadhuis.

Ik deel dit mede, niet zoozeer omdat dit laatste geval mijne goedkeuring kan
wegdragen, maar om duidelijk te doen uitkomen, hoezeer de Belgische autoriteiten
gehecht zijn aan de kunstvoortbrengselen hunner voorvaderen.

U ziet uit het vorengaande, dat de Belgische Commissie voor monumenten zich
op een geheel ander standpunt stelt. Dit doet ook de vraag rijzen of de voormannen
wel den goeden weg bewandelen en niet bezig zijn onze monumenten nog meer te
schaden, dan volgens hen tot nu toe is geschied.

Ik dank Dr. Jan Kalf voor zijn uitvoerig antwoord, waarin mijne beide vragen
evenwel niet of ontwijkend zijn beantwoord; het spijt mij zeer, dat deze voorvechter zich
in het andere kamp bevindt, in het onze zou hij veel goeds hebben kunnen stichten.
’s-Gravenhage, Mei 1917. ADOLPH MULDER.

NEDERLANDSCH MUSEUM VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST.

AANWINSTEN.

Twee aanwinsten wil ik den lezers van het Bulletin melden, beide wederom
verschuldigd aan de kleine Vereeniging van Vrienden van het Nederlandsch Museum:
een beeldhouwwerk en een meubel.

Het eerste is een kleine eikenhouten groep van drie figuren, voorstellende de
Beweening van Christus, een werk van de Noord-Nederlandsche school uit het einde
der vijftiende eeuw. Wij hebben er in te herkennen een zeer nauwe aansluiting van
den beeldhouwer bij een van onze belangrijkste en meest bekende primitieve nationale
schilders, namelijk Geertgen tot St.-Jans. Er valt hier zelfs te preciseeren en te wijzen
op de graflegging van dien meester in het Museum te Weenen. Voorzeker zijn de
gebaren van de geschilderde figuren gemakkelijker, zijn de gelaatsuitdrukkingen levendiger,
maar de beeldhouwer, al kijkt hij en voelt hij misschien minder diep, streeft toch
ook naar vertolking eener zelfde innigheid van gemoedsaandoening en het naakt van de
Christusfiguur vertoont eene anatomie, die in de middeneeuwsche plastiek misschien
nergens zoo scherp werd waargenomen. Die waarneming, het moet alweer geconstateerd

116
 
Annotationen