Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: De Jaarvergadering te Groningen
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Openingsrede
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0217

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
alsmede de heeren Tellegen en Joosting, van het Comité van Ontvangst, en Dr. van Giffen.
Ondanks den ietwat frisschen avond was het toen een genot om in den tuin der Harmonie
te gaan luisteren naar eenige concertnummers, door het Groningsch orkest onder zijn
dirigent Cor Kuiler ten beste gegeven.

Voor den derden dag stonden een bezoek aan het Groningsch museum, gevolgd
door een gemeenschappelijken lunch op het program. En daarna verspreidde men zich,
met uitzondering van degenen, die ’s namiddags nog een tocht naar Paterswolde maakten.

E. J. HASLINGHUIS.

OPENINGSREDE VAN DEN VOORZITTER Mr. Dr. J. C. OVERVOORDE.

Dames en Heeren,

Van harte heet ik u welkom op deze vergadering in Gruno’s veste, de geestelijke
hoofdplaats van het Noorden, waar nog zoovele belangrijke kunstwerken onze aandacht
trekken en waar wij reeds hedenmiddag zooveel konden bewonderen onder de vriendelijke
en deskundige leiding van de leden der Commissie van ontvangst.

Het verheugde ons den Heer C. H. Peters bereid te vinden om in het Bulletin
een overzicht te geven van de ontwikkeling van Stad en Lande en van de reeks van
monumenten aldaar, waardoor wij ons reeds tevoren vertrouwd konden maken met al
hetgeen hier en in de omgeving ons oog zoude boeien. Bij den dank aan den kundigen
schrijver voeg ik dien aan den Heer de Jager alhier, die ons kosteloos een aantal clichés
ten gebruike afstond, en aan de Maatschappij ter bevordering van Bouwkunst, die verschillende
clichés voor een matig bedrag tot onze beschikking stelde. Het was hierdoor mogelijk
om, mét de extra voor deze afleveringen bestelde clichés, een groot illustratiemateriaal
bijeen te brengen, hetwelk een vrij volledig beeld geeft van het voornaamste, wat Stad
en Lande ons biedt.

Toen bekend werd, dat Groningen als plaats van bijeenkomst was gekozen, vernamen
wij, dat het Gemeentebestuur meende in de oorlogsjaren geen officieele ontvangsten te
mogen houden, doch al verviel hierdoor de officieele begroeting, wij weten, dat ons
streven ook bij het Gemeentebestuur en bij den burgemeester waardeering vindt en dat
wij hier op eene vriendelijke en gastvrije niet-officieele ontvangst mogen rekenen, getuige
reeds de vele moeite, welke de Commissie van ontvangst zich heeft getroost, om ons
verblijf alhier zoo aangenaam en zoo leerzaam mogelijk te maken.

Ik meen dan ook namens u allen te spreken, als ik een woord van hartelijken
dank betuig aan deze Commissie voor hare uitnemende voorbereiding. Trouwens wij
wisten, dat wij hier vrienden zouden vinden in de stad, die terecht roem draagt op haar
zoo rijk Provinciaal museum, waaraan onafscheidelijk verbonden is de herinnering aan
de offervaardigheid der ingezetenen en aan mannen als mijn helaas te vroeg overleden
vriend en collega Mr. J. A. Feith, den geestelijken vader, en C. H. Peters, den bouw-
meester van het museum.

205
 
Annotationen