Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Openingsrede
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0218

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De omstandigheden bleven ook dit jaar ongunstig voor de door onzen Bond
voorgestane belangen. Bij de groote emoties van de oorlogsjaren, die een nieuw tijdperk
in de wereldgeschiedenis openen, kon niet altijd de volle aandacht gewijd worden aan
het verleden. De zoo lang verbeidde wetgeving op de bescherming van de monumenten
is niet alleen nog niet verschenen, doch zelfs nog niet in voorbereiding, zoodat zelfs niet
bij benadering het tijdstip is te bepalen, waarop de achterstelling zal zijn opgeheven,
waarin de Nederlandsche kunst op dit gebied bij het buitenland verkeert. Wij mogen
dit in deze moeilijke jaren aan den kundigen Staatsman, die op zoo voorbeeldige wijze
het bestuur voert, niet geheel euvel duiden, bij de vele dringende zorgen, die zijne
aandacht vergen, doch toch mogen wij niet nalaten er met nadruk op te wijzen, dat elk
jaar uitstel onherstelbaar nadeel medebrengt voor ons nationaal kunstbezit.

De bescherming der monumenten is ren zaak van nationaal belang, vrij van eenige
partijstrekking, en eigent zich voor de kalmere periode van wetgeving, die na de Grondwets-
herziening te wachten is. Het liefst zouden wij van de Regeering zelf een ontwerp
tegemoet zien, doch zoo deze ook voor de naaste toekomst dit niet mogelijk acht, dan
ware wellicht de instelling van eene Staatscommissie te vragen, die het moeilijke vraagstuk
in nadere studie kan nemen, waarbij het voor eenige jaren door den Bond ontworpen
schema hare taak kan verlichten. De bij de monumentenwet betrokken belangen zijn te
groot, dan dat wij als deskundigen op den duur tevreden mogen zijn met enkele meer
of minder officieele verklaringen van platonische belangstelling. Langer uitstel kan slechts
tot schade leiden van de belangen, die wij als oudheidkundigen te verdedigen hebben.
Zoodra kalmer tijden zijn aangebroken, ware het een verraad aan de goede zaak om ons
lijdelijk neer te leggen bij niet langer te motiveeren uitstel.

Naast dit donkere punt valt gelukkig ook op verschillende lichtpunten te wijzen
in de handelingen van de Regeering. Ik wijs u hierbij op het ingrijpen tot vernietiging
van het Raadsbesluit van Haarlem tot amotie der commiezenhuisjes uit 1824. Dit
besluit is des te belangrijker, omdat het betrekkelijk eenvoudige gebouwtjes geldt. Waar
hierbij tot behoud werd ingegrepen, mogen wij verwachten, dat de Regeering niet
werkeloos zal blijven, zoodra het bestaan wordt bedreigd van monumenten van algemeen
belang. Dit ingrijpen kan echter slechts succes hebben tegenover openbare besturen,
doch tegenover kerkbesturen en particulieren zal de staat alle bevoegdheid missen, zoolang
de monumentenwet ontbreekt.

Ons adres om verhooging van de beperkte credieten voor munumenten en musea
bleef niet zonder uitwerking. Wij mogen dankbaar wijzen op de voor de monumenten
toegestane ruimere bedragen en in het bijzonder op den aankoop van een zeer belangrijk
schilderij van de primitieven, waartoe de Directeur van het Mauritshuis werd in staat
gesteld. Ook het indienen van de in de laatste vergadering te Hoorn definitief voor-
gestelde stellingen betreffende de restauratie der monumenten bleef niet vruchteloos. Deze
stellingen zijn aan het Departement met aandacht gevolgd en bij de begrooting verklaarde
de minister de instelling van eene commissie van advies voor restauraties te overwegen,

206
 
Annotationen