Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 5]
DOI Artikel:
Adrichem, Dircq van: Beglaasde pandramen bij de observanten te Weert tegen het einde der middeneeuwen
DOI Artikel:
Kerkwijk, A. O. van: Munt- en Penningverzameling P. J. van Dijk van Matenesse
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0245

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
confratris nostri fr. Petri de Antverpia, quorum beneficiis conventus noster diversis
temporibus largas recepit eleemosynas necnon opera divi Hieronymi in bibhotheca nostra
cum praeclaro ac perlucido vitvo, quod habetur in ambitu nostro." De tijdsbepaling ontbreekt,
doch dezelfde hand schreef op 1 Mei een overledene in van het jaar 1545. Of er nu
eenig verband tusschen gemeld echtpaar met het laatste geschenk en de nova vitra van
1546 bestaat, is niet uit te maken. Doch wel blijkt, dat niet alleen de kerk maar ook
zoo’n pandgang beglaasd kon worden zonder groote bezwaren voor de kloosterlingen
zelf. Tevens geeft het necrologium eenige eigenschappen van het nieuwe glas. Het was
zeer helder en doorzichtig, dus heel wat beter dan het vroegere en gewone donkerkleurige
(grauw of groen), dat weinig licht doorliet en het uitzicht onmogelijk maakte.

De Weertsche pandgang mocht dus in het midden der 16de eeuw gerust gezien
worden. Of de kloostergangen toen elders ook zoo »rijk” waren, zullen nieuwe berichten
moeten leeren. Alleen herinneren we hier nog aan de pandgang der Dominicanen te
’s-Hertogenbosch en die der Karthuizers te Vucht, waarvoor de stedelijke Bossche
regeering respectievelijk in 1496 en 1539/40 een glasraam bekostigde 1). Het eerste glas
prijkte met »vele verscheydene wapenen”.

fr. D. VAN ADRICHEM, O. F. M.

MUNT- EN PENNINGVERZAMELING P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.

Alvorens ons verslag van deze belangrijke veiling, die 10 en 11 October te
Amsterdam bij Fred. Muller en Co. gehouden werd, aan te vangen, een enkel woord
over het ontstaan der verzameling.

Jacob van Dijk, boekhandelaar te Schiedam, begon omstreeks 1825 met het bijeen-
brengen van eene verzameling Nederlandsche legpenningen 1 2), die toen meerendeels, vooral
de 16de en 17de eeuwsche, hier te lande nog vrij veelvuldig voorkwamen. Zijn doel was,
eene zoo volledig mogelijke verzameling van dat soort penningen te verkrijgen, van die
stukken, zooals hij in de Konst- en Letterbode van 1850 p. 157 mededeelde, afbeeldingen
te doen vervaardigen naar door hem gemaakte afteekeningen, en deze uit te geven.
Bekende verzamelaars uit die dagen, J. J. Becker, P. O. van der Chijs, J. van Dam Dwzn.,
P. Smidt van Gelder, Van Harderwijk en niet het minst G. van Orden, de schrijver van
de Handleiding voor verzamelaars van Nederlandsche Historiepenningen (Legpenningen),
hadden hem hun steun toegezegd en hunne verzamelingen beschikbaar gesteld. Vele
afteekeningen zijn dan ook door Jacob van Dijk vervaardigd., maar tot eene uitgave is
het nimmer gekomen, waarschijnlijk hebben de hooge kosten deze ónmogelijk gemaakt.
Veel belangstelling in zijn verzameling vond Van Dijk bij zijn zoon, die na den dood

1) R. A. van Zuylen Jr.: Inv. der Archieven wan de stad 's-Hertogenbosch, (Stads Reke-
ningen . . .), I, blz. 30 en 568.

2) Legpenningen dienden oudtijds als hulpmiddel bij het rekenen. Eene duidelijke beschrijving
van het gebruik dezer soort penningen komt voor bij G. van Loon, Hedendaagsche Penningkunde,
’s-Gravenhage, 1734, p. 158—165.

233
 
Annotationen