Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 10.1917

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Boeles, P. C. J. A.; Byvanck, Alexander W.: De legioen-teekens in de verzameling kam: [Naschrift von A. W. Bijvanck]
DOI Artikel:
Stuyt, Jan: De Kruiskerk te 's-Hertogenbosch
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19806#0294

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
geen waarde zonder een nadere bewerking. En daarvoor ontbrak mij de gelegenheid.

Verwonderlijk is het dus niet, dat thans ook een paar veldteekens in de Verzameling-
Kam zijn te zien. Ontbraken deze voorwerpen daar vroeger, dan is dat verklaarbaar door
den aard der verzameling. Want daarvan is het meeste opgedolven in de groote grafvelden
bij Nijmegen. Het zijn evenwel juist niet de belangrijkste bronzen, die afkomstig zijn uit
eigen ter oudheidkundige opgraving aangekochte velden. De meesten dezer voorwerpen,
evenals de munten, zijn door aankoopen verkregen. Maar gelukkig is bij nagenoeg alle
twijfel aan de echtheid geheel uitgesloten. En ook omtrent de nieuwe aanwinsten mogen
wij, geloot ik, gerust zijn.

A. W. BIJVANCK.

DE KRUISKERK TE ’S-HERTOGENBOSCH.

Het zoo waardeerend slot van het artikel over de kruiskerk in de October-aflevering
stemt tot dankbaarheid — de betrokkenen zijn dankbaar doch niet voldaan.

Men heeft het dus niet aan het kerkbestuur, doch indirect aan de buitenstaanders
te danken, dat het koor der Kruiskerk en de groote schilderijen behouden zijn gebleven,
jawel, hiermede is prachtig de situatie geteekend, die voor ons lieve land in kunstzaken
zoo kenmerkend is. De kunstenaars behoeven er geen eigen opinie op na te houden,
doch hebben zich maar te richten naar de adviezen der bescheiden stuurlui aan den wal,
die het in de meeste gevallen dan ook veel beter weten dan de uitvoerende kunstenaars
zelve. En kunnen dan ook veel gemakkelijker een oordeel uitspreken, wijl dit gewoonlijk
oppervlakkig wezen zal. Zoo ook hier. Hoe weet de Heer H. P. C., dat de kosten van
restauratie der oude Pastorie betrekkelijk gering zouden zijn geweest? Ik kan ZEd.
verzekeren, dat dit bedrag zeer hoog, zoowel absoluut als relatief zeer hoog, moest worden
begroot. En wijl er wegens die hooge kosten tot onzen spijt geen denken was aan eene
herstelling in den ouden toestand, is alles weer met dezelfde pleisterlaag bedekt, waarmede
het nu reeds jaren werd geconserveerd, tot tijd en wijle men wèl fondsen beschikbaar
hebben zal tot algeheele restauratie. En hoe weet verder de geachte schrijver, dat niet
getracht is het benoodigde bedrag bijeen te brengen?1).

Ten slotte is het wellicht niet van belang ontbloot de redenen te ontvouwen,
waarom de nieuwe kerk, die «eveneens van baksteen (is) opgetrokken, echter gepleisterd
wordt”, wijl hier ook beginselen te pas komen, waarvoor de Oudheidkundige Bond zich,
en misschien niet ten onrechte, bijzonder interesseert. Bij den opzet van het plan werd

1) Ik kan U de verzekering geven, dat het kerkbestuur niet slechts op aandrang van buiten-
staanders besloten heeft het oude priesterkoor en de schilderijen van P. J. Verhaghen te behouden,
maar dit geheel uit eigene beweging heeft gedaan. Wel is die aandrang uitgeoefend; doch het kerkbestuur
heelt zich bij zijne beslissing niet daardoor op de eerste plaats laten leiden, maar door het verlangen
om voor de parochie en voor de stad merkwaardige monumenten te behouden, en hierdoor had het
kerkbestuur den aandrang van buitenstaanders niet noodig, het post hoe, ergo propter hoe, gaat hier
dus niet op!

282
 
Annotationen