Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Algemeene vergadering van den Ned. Oudh. Bond op Zaterdag 12 Januari 1918 te 2 1/4 ure in "Café Hollandais" te 's-Gravenhage
DOI Artikel:
Hoogewerff, Godefridus J.: Zorg voor en kunstschatten in Oorlogstijd
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0022

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
wijst erop, dat volgens art. 2 zijner statuten de raad aan den Bond geen verantwoording
voor zijn adviezen schuldig is. De heer Kalf meent, dat in de verhouding van den Bond
tot den raad een gevaar schuilt, vooral daar deze laatste ook over moderne klokkenspelen
in moderne torens advies geeft. Er is de muzikale kwestie, waarin de Bond, en er is de
architectonisch-oudheidkundige kwestie, waarin de raad onbevoegd is. Na eenige discussie
trekt de heer Loosjes zijn voorstel in ten behoeve van een voorstel-Kall, dat het bestuur
verzoekt zich met den Klokkenraad te verstaan over een andere regeling van de verhouding
der beide lichamen. Hierop staat de vergadering het crediet toe.

Nadat de secretaris nog eenige mededeelingen gedaan, en de voorzitter eenige
vriendelijke woorden gesproken heeft tot het weergekeerde lid Rooseboom en den ingeleiden
gast, prof. van Puyvelde uit Gent, valt de hamer.

E. J. HASLINGHUIS, secretaris.

■ ' ' ■■■- - ■

ZORG VOOR MONUMENTEN EN KUNSTSCHATTEN IN OORLOGSTIJD.

Over de wijze waarop in Italië monumenten en kunstschatten worden verzorgd
heeft schrijver dezes in dit tijdschrift tot tweemaal toe mogen spreken J). Er zijn allerlei
omstandigheden denkbaar, waaronder de schoonheid van gebouwen, beelden of schilder-
werken bedreigd kan worden, maar bij de wettelijke voorzieningen welke in 1907—’ 13
in Italië getroffen werden, was iedere gedachte aan oorlogsgevaar verre. En zelfs wie
aan oorlog mag gedacht hebben was overtuigd, dat de begrippen van schoonheids-
waardeering zoo saamgegroeid waren met onze moderne beschaving, dat zekere verwoestingen,
als waarvan de krijgsgeschiedenis uit vroeger eeuwen gewaagt, uitgesloten geacht mochten
worden. En waren er niet de internationale bepalingen op de oorlogsgebruiken om die
opvatting te staven?

Dat er thans maatregelen ter bescherming der monumenten en kunstschatten ook
tegen opzettelijke, doellooze vernieling genomen moesten worden is wel zeer bedroevend.
In hun bedoeling echter blijven deze maatregelen bij uitstek vredelievend en getuigen
krachtig tegen de barbaarschheid van den modernen, beschaafden krijg.

Italië liggen de kunstschatten wellicht nader aan ’t hart dan eenig ander land, en
dus wekt het geen verwondering, dat hier de overheid er van het eerste oogenblik ernstig
werk van maakte het erfdeel van ’t verleden zoo doelmatig mogelijk te beveiligen. Toen
Italië aan den oorlog begon deel te nemen, was er immers in België en N. Frankrijk
reeds ondervinding opgedaan .... Aanstonds toog men aan ’t werk, om de middelen,
die na onderzoek en proefnemingen het meest dienstig bleken, toe te passen. Een gevel
met beeldhouwwerken wordt anders beschermd dan een vrijstaand beeld; schilderwerken
kunnen meestal worden weggenomen, maar geen fresco’s of mozaïeken.

Voor Nederlanders, al bezitten wij weinig muurschilderingen en geen mozaïeken,

1) 1913, blz. 64 vlgg. en 1914, blz. 171 vlgg.

12
 
Annotationen