Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 3]
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Nijmegen in romeinschen tijd, [2]
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De nieuwe Nederlandsche afdeeling van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0128

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Wij leeren op deze wijze bij Nijmegen dezelfde ontwikkeling kennen als bij Xanten.
Maar wij kunnen de geschiedenis nog een stap verder vervolgen. Want na het einde van
de stad aan de Waal, in de tweede helft der derde eeuw, hield het Romeinsche leven
te Nijmegen niet op. Een fort werd gebouwd op het Valkhof en het aardewerk uit de
vierde eeuw en de munten leeren ons, dat daar in dien tijd nog een Romeinsche bezetting lag.

Tusschen dit fort op het Valkhof en Noviomagus moet de oudste Christelijke
kapel hebben gestaan. Wellicht dateert deze kapel nog uit den tijd van de stad aan de
Waal. En daarom was haar plaats op den uitersten rand van de heuvels achter de antieke
stad. Deze kapel was de voorgangster van de St. Stevenskerk en tusschen de kerk en
het Valkhof vormde zich de kern van de latere stad Nijmegen.

A. W. BIJVANCK.

DE NIEUWE NEDERLANDSCHE AFDEELING VAN HET RIJKSMUSEUM

VAN OUDHEDEN TE LEIDEN.

De Afdeeling »Praehistorie en Nederlandsche Oudheden” van het Museum van
Oudheden te Leiden is in het begin van dit jaar overgebracht van het hoofdgebouw aan
de Breestraat naar het vroegere Museum van Natuurlijke Historie aan het Rapenburg.
Daar bestond al vele jaren geleden een Galerij voor Gipsafgietsels. En in 1915, toen het
gebouw was ontruimd, is op de bovenverdieping een Galerij geopend om de resultaten
van de opgravingen van het Museum van Oudheden ten toon te stellen. Een beschrijving
van deze laatste Galerij vindt men in dit Bulletin (Jaargang 1915, blz. 252—258). Thans
is de geheele bovenverdieping van het gebouw voor de Nederlandsche Oudheden in
gebruik genomen. Daar zijn de belangrijke verzamelingen in een aantal ruime en goed
verlichte zalen opgesteld, en op die wijze kan men eerst volkomen waardeeren, hoe de
Afdeeling zich heeft ontwikkeld. Het was wederom Dr. Holwerda, de leider der Afdeeling,
die de nieuwe opstelling heeft tot stand gebracht. Naast de voortvarendheid, waarmede
de Verzameling is geordend en uitgebreid, verdient ook de zorg, die aan het tentoon-
stellen is besteed, de grootste waardeering. — Een kort overzicht van den inhoud der
nieuwe zalen moge hier volgen.

Eerst bereikt men de verzameling Nederlandsche oudheden, die onlangs uit het
hoofdgebouw van het Museum is overgebracht. Het zijn de voorwerpen, die in den
Catalogus van 1908 zijn beschreven. In de vestibule boven en beneden staan de Romeinsche
inschriften. En wellicht hadden deze allerbelangrijkste gedenkstukken van het verleden
wel een betere plaats verdiend. De overige voorwerpen zijn in groepen verdeeld. Daarbij
gaan de oudste vondsten vooraf. Het zijn steenen en bronzen voorwerpen met het
aardewerk uit hunnebedden en grafheuvels. Deze collectie is niet zeer rijk. Vroeger
immers was slechts weinig uit den oudsten tijd in het Museum. Maar door de opgravingen
van Dr. Holwerda is ons deze periode thans veel beter bekend geworden. En daarbij
is het materiaal in het Museum ook belangrijk vermeerderd.

118
 
Annotationen