Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
III. VOORNAME KUNSTVERZAMELAARS
IN 1645-6

Graaf van Nassau, van den Wouwer, de Infant, de aartshertog
Leopoldus, Poolsche prinsen, Helena Fourment, Balthazar
Moretus II
Weer ontvangt Musson een brief van een ontevreden kliënt : uit
Brugge klaagt een zekere de Meulenaere dat men hem twee schilderijen,
van Rubens en Snyders, verkocht heeft die valsch zijn, dat hij „infa-
melijk bedrogen” werd. Interessant ware het Musson’s antwoord te
kennen ; ieder wist toch dat hij lang genoeg in Rubens’ werkhuis had
verkeerd om echte stukken van den meester te onderscheiden.
Het jaar 1645 is nog van belang voor de eerste onderhandelingen over
de marmeren standbeelden van Musson. De eerste verkoop bestond in
den afstand van twaalf statuen met voetstukken die oorspronkelijk in
den hof stonden van kannunik Tassis, een vermaard Antwerpsch kunst-
kenner, aan den graaf van Nassau voor 600 pattacons, tot 50 gulden het
stuk. De betaling lijkt wel wat zonderling : zij bestond in een juweel,
gesloten in een koffertje met de respectievelijke zegels toegemaakt, op
voorwaarde dat het juweel slechts zou mogen verkocht worden twee
maanden na dezen datum. We staan hier echter voor een moeilijker
vraagstuk. In September 1646 biedt de Antwerpsche koopman Jacques
Breyel, te Amsterdam, een reeks „marmore statuen” te koop aan die
den prijs van 6.706 gulden bereikten. Ging het hier om de collecties van
kannunik Tassis of Woverius waarvan weldra spraak zal zijn? Ons zou
de verkoop van den Antwerpschen koopman niet zooveel belang inboe-
zemen, kwam er bij de personen die geld stortten om de kunststukken
voor Holland te verwerven niet de naam van Rembrandt van Rijn. Het
jaar van den verkoop was Rembrandt nog in zijn volle kooplust en be-
langstelling in oudheden. Niet dat hij aan de standbeelden een 6.700 gul-
den kon besteden ; ons schijnt zijn beteekenisvolle tusschenkomst te
bestaan in den wil die klassieke kunstwerken voor Holland te bewaren,
het land dat zoo karig bedeeld was met de overblijfselen van antieke
kunst. Rembrandt’s bijdrage is meer dan driemaal zoo uitgebreid als die

XXIII
 
Annotationen