TOONKUNST.
EN nieuw en onverwacht bewijs, dat bij de
Oostersche Volkeren toonkunst en speeltuigen
op feestdagen en bij andere plechtigheden in
gebruik waren, hebben ons de talrijke ontdekkingen
in Assyrie en Chaldea geleverd. Wij leeren nu die
Volkeren en hunne zeden weder nauwkeuriger kennen;
zij zijn, om zoo te spreken, uit het graf opgestaan,
om ons hunne gebruiken mede te deelen. Zoo vindt
men bij voorbeeld, op een half verheven beeidwerk
(ibas-relief) te Ninive, zesentwintig muzikanten, die
aan den Assyrischen koning Assur-banipal hunne hulde
gaan aanbieden. Op een ander steenwerk in genoemde
stad, zijn het drie gevangenen welke op eene lyra speien.
Ook spreekt het H. Schrift van de toonkunst te
Babylon.
De profeet Daniel, die aan ’t koninklijk hof van
Nabuchodonosor opgevoed was, noemt eenige speeltuigen
die daar ten zijnen tijd bestonden.
« Prasco », zoo schrijft hij in zijn boek, « clamabat
valenter : vobis dicitur populis, tribubus et linguis :
in hora qua audieritis sonitum tubce et fistulce et citharce,
sambucce et psalterii et symphonice, et universi generis
EN nieuw en onverwacht bewijs, dat bij de
Oostersche Volkeren toonkunst en speeltuigen
op feestdagen en bij andere plechtigheden in
gebruik waren, hebben ons de talrijke ontdekkingen
in Assyrie en Chaldea geleverd. Wij leeren nu die
Volkeren en hunne zeden weder nauwkeuriger kennen;
zij zijn, om zoo te spreken, uit het graf opgestaan,
om ons hunne gebruiken mede te deelen. Zoo vindt
men bij voorbeeld, op een half verheven beeidwerk
(ibas-relief) te Ninive, zesentwintig muzikanten, die
aan den Assyrischen koning Assur-banipal hunne hulde
gaan aanbieden. Op een ander steenwerk in genoemde
stad, zijn het drie gevangenen welke op eene lyra speien.
Ook spreekt het H. Schrift van de toonkunst te
Babylon.
De profeet Daniel, die aan ’t koninklijk hof van
Nabuchodonosor opgevoed was, noemt eenige speeltuigen
die daar ten zijnen tijd bestonden.
« Prasco », zoo schrijft hij in zijn boek, « clamabat
valenter : vobis dicitur populis, tribubus et linguis :
in hora qua audieritis sonitum tubce et fistulce et citharce,
sambucce et psalterii et symphonice, et universi generis