Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0311
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DOORNEN IN DEN LAUWERKRANS.

gezamenlijke loopbaan, schenkt u kracht mij te behan-
delen met zooveel goedheid als gij doet? » vroeg de
schilder.

« Zij beurt mij althans op in donkere oogenblikken,
en doet mij vurig wenschen u nimmer pijn te doen. »

« In donkere oogenblikken, Mary? Gij erkent dus
dat uw leven ongelukkig is? »

Hare oogen vestigden zich met eene fiere, kalme
uitdrukking op de zijne.

(( Gij moest mij dit niet vragen, » zeide zij, « want
.gij weet dat ik geen waarheid zou kunnen spreken; en
evenmin als ik kunt gij ons bestaan gelukkig achten.
Ik zal u altijd erkentelijk blijven voor hetgeen gij voor
de mijnen zijt geweest. Wel verre van het genoeg te
achten mijn vader te hebben gered, gaat gij voort hem
op bijna vorstelijke wijze te steunen, en zoo dikwijls
ik aan hem denk, kan ik God alleen danken u op mijn
weg te hebben geplaatst. Maar wij waren niet voor
elkander geschapen. Mijn hart was misschien niet groot
genoeg om bet uwe te begrijpen, en gij.....

a Ga voort, bid ik u, » sprak de schilder met een
krampachtig glimlachje, « ik luister gaarne naar u. »

« O! denk niet dat ik er u een verwijt van wil
maken; ik heb vooraf geweten wat volgen zou; het
kon niet anders wezen. Mary Ruthven kon slechts ééne
enkele bladzijde in uw leven innemen; gij hebt haar
lief gehad zoozeer als gij in staat waart lief te hebben,
en daarop hebt gij ingezien hoe weinig een klein, een-
voudig buitenmeisje aan uwe zijde voegde. Zij zelve beseft
dat het best, en betreurt het alleen om uwentwil; want
het is hard, onnoemelijk hard den pelgrimstocht hand in
hand te vervolgen als onze vingeren niet in elkander
sluiten. »

« Dus gelooft gij dat ik genezen ben van den ouden
 
Annotationen