IETS OVER GOBELINS.
235
den », « De maanden » en « De geschiedenis van Lode-
wijk XIV.» Dit laatste Gobelin bestond uit een gansche
reeks tapijten, allen geweven naar cartons van Lebrun
en Van der Meulen. Onder de « Vier jaargetijden »
munt vooral de herfst in teekening en fraaie kleuren
uit. Het werd vervaardigd door Jean Jans, zoon van
den reeds genoemden Jan Jansen, die van 1691-1731
directeur was der Hautelisse-arbeiders. Het prijkt
nog heden in vollen kleurenglans.
Wel werden in 1699 de tapijtweverijen weer
geopend, maar de tijd van hun grootsten glans was
voorbij, hoewel er nog zeer fraaie stukken werden afge-
werkt. De mode eischte toen zachte, smeltende tin-
ten ; de heldere kleuren van Lebrun eu van der
Meulen werden niet meer gezocht. Watteau en
Boucher, de schilder der Gratiën, die nu elkander
als directeur opvolgden, wisten aan deze eischen
uitnemend te voldoen en eindelijk vond Neilson,
hun opvolger (1749-1788) met behulp van den schei-
kundige Quemiset meer dan 1000 nuances uit, die
elk weer in 12 schakeeringen konden worden ver-
deeld.
Indien nu de oude Gluck eens was teruggekeerd,
zou hij zijne oogen niet hebben vertrouwd.
Het was thans mogelijk naar iedere schilderij
een tapijt te vervaardigen, doch ofschoon hierdoor
wonderschoone weefsels ontstonden, leed de zelfstan-
digheid van het kunstwerk er schade door. Zij werden
nu slechts copiën van bekende meesterwerken, er
behoefden geen afzonderlijke cartons meer voor te
worden vervaardigd.
Doch thans brak de heillooze revolutie los, die in
een oogenblik verwoestte wat eeuwen van noeste vlijt
en inspanning hadden voortgebracht. Hier boven vindt
235
den », « De maanden » en « De geschiedenis van Lode-
wijk XIV.» Dit laatste Gobelin bestond uit een gansche
reeks tapijten, allen geweven naar cartons van Lebrun
en Van der Meulen. Onder de « Vier jaargetijden »
munt vooral de herfst in teekening en fraaie kleuren
uit. Het werd vervaardigd door Jean Jans, zoon van
den reeds genoemden Jan Jansen, die van 1691-1731
directeur was der Hautelisse-arbeiders. Het prijkt
nog heden in vollen kleurenglans.
Wel werden in 1699 de tapijtweverijen weer
geopend, maar de tijd van hun grootsten glans was
voorbij, hoewel er nog zeer fraaie stukken werden afge-
werkt. De mode eischte toen zachte, smeltende tin-
ten ; de heldere kleuren van Lebrun eu van der
Meulen werden niet meer gezocht. Watteau en
Boucher, de schilder der Gratiën, die nu elkander
als directeur opvolgden, wisten aan deze eischen
uitnemend te voldoen en eindelijk vond Neilson,
hun opvolger (1749-1788) met behulp van den schei-
kundige Quemiset meer dan 1000 nuances uit, die
elk weer in 12 schakeeringen konden worden ver-
deeld.
Indien nu de oude Gluck eens was teruggekeerd,
zou hij zijne oogen niet hebben vertrouwd.
Het was thans mogelijk naar iedere schilderij
een tapijt te vervaardigen, doch ofschoon hierdoor
wonderschoone weefsels ontstonden, leed de zelfstan-
digheid van het kunstwerk er schade door. Zij werden
nu slechts copiën van bekende meesterwerken, er
behoefden geen afzonderlijke cartons meer voor te
worden vervaardigd.
Doch thans brak de heillooze revolutie los, die in
een oogenblik verwoestte wat eeuwen van noeste vlijt
en inspanning hadden voortgebracht. Hier boven vindt