H
VOLKSKUNDE OF FOLKLORE.
Dat was het tijdperk der groote volksepidemieën,
de jaren i35o en volgende! De zwarte pest sleepte het
derde deel der menschheid naar het graf en weldra
volgden de afgrijselijkste burgeroorlogen, de opstanden
der Jacques en der laten. « On est si furieux que Ion
danse! » zegt Michelet met recht. Zeker, reeds vroeger,
reeds kort na ’t jaar 1000, was voor den verworpe-
ling, den laat, dat ellendig leven begonnen, dat er
hem toe dwong, bij dag zoo veel mogelijk in zijn
schuilhoek te blijven, om ’s nachts, en dan alleen,
eenige uren opschorsing van zijn slavernij te genieten.
Men noemde hem c le loup, l'advolé, gibier sauvage; »
het oude lied « wi willen van den kerel singhen »
toont ons de hoogadellijke vermaken der baronnen,
jacht makend op den lijfeigene als op een wild dierl
Toen keerde de verdrukte instinktmatig naar zijn
heidensch verleden weder; men dacht aan de oude,
verbannen en gedoemde of « verduivelde » afgoden; men
dronk de minne op het zeestrand; men vierde de aloude
« dadsisa » op of in het graf der vermoorde broeders.
Allerlei geplogenheden, door de konsiliën van Leptines en
elders gedoemd, werden in eer hersteld, .... ten minste
bij nacht, en met recht zegt Michelet : « Les veilles
danses paiehnes durent être alors plus furieuses. »
Daaruit sproot in de i4de eeuw de vreeselijke « Zwarte
Mis », die verschrikkelijke plechtigheid, waaraan geheele
dorpen en distrikten deelnamen, en waar de laat, al wat
hem de toenmalige maatschappij ontzegd en ontroofd had,
voor eenige uren mocht terugbezitten ; zijn vrijheid, zijn
vrijen wil, zijn vrije gedachte, en de vrije verlangens van
zijn hart. Zeker, enkele aan den Sabbat vreemde ele-
menten zijn in eenige der laatst bedoelde sagen aanwe-
zig; zulke zijn de herinneringen aan de « fata » en
VOLKSKUNDE OF FOLKLORE.
Dat was het tijdperk der groote volksepidemieën,
de jaren i35o en volgende! De zwarte pest sleepte het
derde deel der menschheid naar het graf en weldra
volgden de afgrijselijkste burgeroorlogen, de opstanden
der Jacques en der laten. « On est si furieux que Ion
danse! » zegt Michelet met recht. Zeker, reeds vroeger,
reeds kort na ’t jaar 1000, was voor den verworpe-
ling, den laat, dat ellendig leven begonnen, dat er
hem toe dwong, bij dag zoo veel mogelijk in zijn
schuilhoek te blijven, om ’s nachts, en dan alleen,
eenige uren opschorsing van zijn slavernij te genieten.
Men noemde hem c le loup, l'advolé, gibier sauvage; »
het oude lied « wi willen van den kerel singhen »
toont ons de hoogadellijke vermaken der baronnen,
jacht makend op den lijfeigene als op een wild dierl
Toen keerde de verdrukte instinktmatig naar zijn
heidensch verleden weder; men dacht aan de oude,
verbannen en gedoemde of « verduivelde » afgoden; men
dronk de minne op het zeestrand; men vierde de aloude
« dadsisa » op of in het graf der vermoorde broeders.
Allerlei geplogenheden, door de konsiliën van Leptines en
elders gedoemd, werden in eer hersteld, .... ten minste
bij nacht, en met recht zegt Michelet : « Les veilles
danses paiehnes durent être alors plus furieuses. »
Daaruit sproot in de i4de eeuw de vreeselijke « Zwarte
Mis », die verschrikkelijke plechtigheid, waaraan geheele
dorpen en distrikten deelnamen, en waar de laat, al wat
hem de toenmalige maatschappij ontzegd en ontroofd had,
voor eenige uren mocht terugbezitten ; zijn vrijheid, zijn
vrijen wil, zijn vrije gedachte, en de vrije verlangens van
zijn hart. Zeker, enkele aan den Sabbat vreemde ele-
menten zijn in eenige der laatst bedoelde sagen aanwe-
zig; zulke zijn de herinneringen aan de « fata » en