DE NAVOLGING VAN CHRISTUS.
55
Nederlanden en naburige gewesten gedurende de
godsdienstoorlogen op weinig na zijn verwoest of
althans uitgeplunderd. Wij moeten die dagteekening
van den codex uit Molk beslist van de hand wijzen.
Prof. Kraus haalt nog bij vergissing twee andere
handschriften aan uit Ochsenhausen en Ewich, die
eveneens van 1421 zouden dagteekenen. Bij Amort
Deduc. crit. bl. 297, lezen wij : « Ochsenhusaniun
Scriptum anno 1427 ». De prof. heeft blijkbaar de
7 voor een 1 aanzien; een zeer verklaarbare ver-
gissing". Het handschrift uit Ewich, dat alleen het
eerste boek bevatte, dagteekent van 1426.
Volgens prof. Kraus zou, blijkens de vertaling
van het eerste boek in den door Spitzen gevonden
Windesheimer codex, dit geschrift vóór 1420 gesteld
worden. Spitzen zelf, hoe ook geneigd het door
hem gevondene handschrift zoo hoog mogelijk in
leeftijd op te voeren, durft het niet vóór 1420 stel-
len; en dan nog niet met zekerheid, maar alleen
met « hooge waarschijnlijkheid ». Na rijpe overwe-
ging gelooven wij dat, al houdt men ook den in
het begin van 1423 overledenen Johannes Scutken
voor den vertaler, de door prof. Acquoy voorgestelde
minimum-ouderdom van het handschrift 1422 zeer
goed de ware kan zijn. Doch veronderstel de Win-
desheimsche vertaling droeg' gladweg de dagteeke-
ning 1420, zou men daaruit mogen besluiten dat de
oorspronkelijke tekst in een vroeger jaar is geschre-
ven? Geenzins. Een zoo praktisch nuttig en tevens
zoo kort tractaat als het eerste boek der Navolging
kon gemakkelijk een paar maanden na zijne vol-
tooiing op den Agnietenberg in het naburige moe-
derhuis Windesheim ten dienste der leekebroeders
vertaald zijn.
55
Nederlanden en naburige gewesten gedurende de
godsdienstoorlogen op weinig na zijn verwoest of
althans uitgeplunderd. Wij moeten die dagteekening
van den codex uit Molk beslist van de hand wijzen.
Prof. Kraus haalt nog bij vergissing twee andere
handschriften aan uit Ochsenhausen en Ewich, die
eveneens van 1421 zouden dagteekenen. Bij Amort
Deduc. crit. bl. 297, lezen wij : « Ochsenhusaniun
Scriptum anno 1427 ». De prof. heeft blijkbaar de
7 voor een 1 aanzien; een zeer verklaarbare ver-
gissing". Het handschrift uit Ewich, dat alleen het
eerste boek bevatte, dagteekent van 1426.
Volgens prof. Kraus zou, blijkens de vertaling
van het eerste boek in den door Spitzen gevonden
Windesheimer codex, dit geschrift vóór 1420 gesteld
worden. Spitzen zelf, hoe ook geneigd het door
hem gevondene handschrift zoo hoog mogelijk in
leeftijd op te voeren, durft het niet vóór 1420 stel-
len; en dan nog niet met zekerheid, maar alleen
met « hooge waarschijnlijkheid ». Na rijpe overwe-
ging gelooven wij dat, al houdt men ook den in
het begin van 1423 overledenen Johannes Scutken
voor den vertaler, de door prof. Acquoy voorgestelde
minimum-ouderdom van het handschrift 1422 zeer
goed de ware kan zijn. Doch veronderstel de Win-
desheimsche vertaling droeg' gladweg de dagteeke-
ning 1420, zou men daaruit mogen besluiten dat de
oorspronkelijke tekst in een vroeger jaar is geschre-
ven? Geenzins. Een zoo praktisch nuttig en tevens
zoo kort tractaat als het eerste boek der Navolging
kon gemakkelijk een paar maanden na zijne vol-
tooiing op den Agnietenberg in het naburige moe-
derhuis Windesheim ten dienste der leekebroeders
vertaald zijn.