Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0158
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE KUNSTENAARSFAMILIE KERRINCX.

151

De andere brief, geschreven uit Gent den 24" No-
vember, en in welken Kerrincx bij name genoemd
wordt, is van den volgenden inhoud :

« Mijnheer ende Cosijn,

« lek hebbe UI. brief ontfanghen met de wapens
denwelcken ons seer aengenaem was, ende wij be-
daneken UI. hertelijck seer van alle de moeijelijck-
heijdt die UI. ghedaen heeft; ick en weet niet waer
dat UI. die van de familie ghevonden heeft, want
wij meijnden dat wij gheen wapen en hadden, en
aenghesien dat se van de familie is, soe sullen wij
die nemen; en hetgone dat UI. verschoten heeft van
de wapens te doen uyttrecken, dat zal nichte het
beggijntjen aen UI. restitueeren; en waarin wij UI.
oft imant van uwe familie connen dienst ghedoen,
emploijeert ons oock soo vrij lij ck, Cosijn, waert dat
ghebeurde dat UI. te Antwerpen most gaen, dat UI.
beliefde eens te gaen sien tot den beltsnijder, UI.
sout hem plesier doen; hij schreef dat wij eens
souden commen, maer wij en schicken niet te gaen;
hij woont in de Svverte Susterstrate, bij de Paters
Predikheeren ende hij heet Guilliaem Kerricx. Mijn
groetenisse aen Nichte, UI. huysvrouw en nichte, u
dochter, en heel de famillie; van ghelijeken soo
doet Maseur. Blijve, Mijnheer ende Cosijn,

UI. Dienaresse ende Nichte,
Joanna D’haen. »

Teekenen wij hier nog aan, ten slotte, dat Willem
Kerrincx voor nog meer andere kerken in ’t noorden
van Vlaanderen bestellingen ontving. In 1690 plaatste
hij, namelijk, een altaar in de kerk van Doel, waar-
 
Annotationen