Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0285

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
EEN LIEDEREN-HANDSCHRIFT.

2 77

Reykman

Zent dan Lazarns bid ick u met dachten

in mijn vaders huis eerbaar

dat mijn broeders groot van geslachten

haer wijselijck mogen wachten

voor dees tormenten groot (sic).

Abraham

U broeders seer hooch geseten
willen sij de waerheijt verstaen
sij hebben Moijses en die propheten
die haer Gods wet laten weten
laet haer die hooren aen.

Ryckeman

Neen vader Abraham vercoren
stont daer een vander doot op coen
mijn broeders seer hooch geboren
sij souden hem warelijck hooren
en penitentie doen.

Abraham

En willen sij niet ghelooven
propheten en Moijses saen
al waert dat daer een opstonde
vander doot soo ick u vermonde (sic),
sij souden hem oock versmaen.

Den rycdom rechtveerdich vercregen
en is in hem sellven niet quaet
maer in vreckich misbruyken plegen
daer in is de sonde gelegen
soo ghij hier wel verstaet.

Finis.
 
Annotationen