<&m Iieömtt=l|attö$cljMff
door H. Roes.
iehier een laatste uittreksel uit het Tilburgscli
liederen-handschrift, op bl. 261 van dezen
jaargang der Diehche Warande besproken.
Het lied « Christenen cloek van aerde » deel ik
als een der zeldzaam voorkomende katholieke strijd-
liederen mede. Hier ontmoet men een geheel anderen
toon, dan in de zoogenaamde Geuzenliederen. Ook
het lied « In den Heer wilt verblijden » lijkt ten
tijde van den godsdienstoorlog ontstaan te zijn.
Als een Rederijkersgedicht moeten wij het
lied « O christenen waeckt weest nu verblijt » be-
schouwen.
Om het ongewone onderwerp, de wonderbare
vischvangst, en tevens om de aan een wereldlijk lied
ontleende beginregels wilde ik het lied « Het voeren
visschers visschen » niet achterwege laten.
Als oudste liederen van dit laatste zevental moet
ik noemen de liederen : « Jhesus ons soete lief ■»,
dat een duidelijk middeleeuwsch karakter draagt,
even als de dichterlijke samenspraak tusschen Jesus
en de ziel: « lek heb een lief uitvercoren ».
De onderteekening van dit lied, C. D. M. is waar-
schijnlijk van de overschrijfster.
door H. Roes.
iehier een laatste uittreksel uit het Tilburgscli
liederen-handschrift, op bl. 261 van dezen
jaargang der Diehche Warande besproken.
Het lied « Christenen cloek van aerde » deel ik
als een der zeldzaam voorkomende katholieke strijd-
liederen mede. Hier ontmoet men een geheel anderen
toon, dan in de zoogenaamde Geuzenliederen. Ook
het lied « In den Heer wilt verblijden » lijkt ten
tijde van den godsdienstoorlog ontstaan te zijn.
Als een Rederijkersgedicht moeten wij het
lied « O christenen waeckt weest nu verblijt » be-
schouwen.
Om het ongewone onderwerp, de wonderbare
vischvangst, en tevens om de aan een wereldlijk lied
ontleende beginregels wilde ik het lied « Het voeren
visschers visschen » niet achterwege laten.
Als oudste liederen van dit laatste zevental moet
ik noemen de liederen : « Jhesus ons soete lief ■»,
dat een duidelijk middeleeuwsch karakter draagt,
even als de dichterlijke samenspraak tusschen Jesus
en de ziel: « lek heb een lief uitvercoren ».
De onderteekening van dit lied, C. D. M. is waar-
schijnlijk van de overschrijfster.