Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0464

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
EEN LIEDEREN-HANDSCHRIFT.

455

Geen cruijce geen noot soo groot
die mij van u sal scheijden
tot inder bitter doot
sal mij die minne geleijden

Al wert ick arme oft rijck
wilt mij mijne heere hier proeven
Ick sta daer inne gelijck
ten mach mij niet bedroeven,

Al diep in mijn geest
hebbe ick mijn lijft gevonden
Daer ist stille van tempeest
gij salft alle mijn wonden.

Ick ben heel onverbeelt
als hij begint te groijen.
zijn lijden mij niet en verveelt
soo sterck is sijne vloijen

O soete clare fonteijne
ghij vlo ij t soo diep in welden
ghij mack mijn hert soo reijne
heel puer van vremden beelden.

Hoe Dattet gaet te werck
ick en cans geensins gedencken
als ick daer diep op merck
ick moer daer inne versinken

Maer wattet wesen mach
dat weet die wtvercoren
den selven is den dach
al lange bereijt te voren.
 
Annotationen