480
EILAND DER BLANKEN.
handen zijn van sporen van invloed des christendoms
zal kunnen aantoonen; — toch moet men daarmede
de zaak niet als uitgemaakt beschouwen, en meenen
dat men er van moet afzien ooit die sporen te ont-
dekken. Even goed zou men die stelling kunnen
omkeeren en houden staan, dat het niet minder ge-
waagd is, apriori, dien invloed te loochenen. Alsof de
indische letterkunde, en inzonderheid het Mabatharata,
een iets waren, dat, vóór betrekkingen tusschen Indië
en het christelijk Europa mogelijk werden, als
een geheel volledig en afgewerkt stond, en sedert
ongewijzigd en onaangeroerd is gebleven! Het is
moeielijk iets bepaalds te zeggen aangaande den
tijd, waarop het groote epos zijn thans bestaanden
vorm kreeg; doch het is onbetwist, dat nevens oude
stukken, er zeer jonge zijn; dat in de eerste eeuwen
onzer tijdrekening, en ja tot in onze middeleeuwen,
er aanzienlijke brokken werden ingelascht. En even
zeker schijnt het, dat de Qvetadvïpa episode niet tot
de oudste deelen behoort; al diegenen, die ze be-
studeerd hebben, zijn het eens om te verklaren dat
zij een stuk is van betrekkelijk jonge dagteekening.
Men ziet het, er is zooveel voor als tegen de
beide stellingen. Men kan het overbodig vinden de
gegevens der episode uit te leggen met behulp van
niet-indische bestanddeelen; men kan het even goed
recht zonderling achten, dat zij zuiver indisch zouden
wezen.
EILAND DER BLANKEN.
handen zijn van sporen van invloed des christendoms
zal kunnen aantoonen; — toch moet men daarmede
de zaak niet als uitgemaakt beschouwen, en meenen
dat men er van moet afzien ooit die sporen te ont-
dekken. Even goed zou men die stelling kunnen
omkeeren en houden staan, dat het niet minder ge-
waagd is, apriori, dien invloed te loochenen. Alsof de
indische letterkunde, en inzonderheid het Mabatharata,
een iets waren, dat, vóór betrekkingen tusschen Indië
en het christelijk Europa mogelijk werden, als
een geheel volledig en afgewerkt stond, en sedert
ongewijzigd en onaangeroerd is gebleven! Het is
moeielijk iets bepaalds te zeggen aangaande den
tijd, waarop het groote epos zijn thans bestaanden
vorm kreeg; doch het is onbetwist, dat nevens oude
stukken, er zeer jonge zijn; dat in de eerste eeuwen
onzer tijdrekening, en ja tot in onze middeleeuwen,
er aanzienlijke brokken werden ingelascht. En even
zeker schijnt het, dat de Qvetadvïpa episode niet tot
de oudste deelen behoort; al diegenen, die ze be-
studeerd hebben, zijn het eens om te verklaren dat
zij een stuk is van betrekkelijk jonge dagteekening.
Men ziet het, er is zooveel voor als tegen de
beide stellingen. Men kan het overbodig vinden de
gegevens der episode uit te leggen met behulp van
niet-indische bestanddeelen; men kan het even goed
recht zonderling achten, dat zij zuiver indisch zouden
wezen.